TOS in het Hongaars
Markeren van naamvallen door kinderen met SLI
Problemen met de grammaticale morfologie zijn kenmerkend voor kinderen met SLI. Veel onderzoek richt zich op het Engels. In dat onderzoek wordt vooral gekeken naar werkwoordsmorfologie. Het Hongaars heeft ook een rijk morfologisch systeem voor zelfstandig naamwoorden. Lukacs et al (2010) vroegen zich daarom af in hoeverre Hongaarse kinderen met SLI moeite hebben met dit soort vervoegingen. Onderzoek onder Turkse kinderen met SLI had namelijk uitgewezen dan er meer problemen waren met de morfologie van zelfstandig naamwoorden, dan van de werkwoorden. Lukacs onderzocht Hongaarse kinderen met SLI aan de hand van een verteltaak en een elicitatietaak. Zij vergeleek de resultaten van de SLI kinderen met die van kinderen van dezelfde chronologische leeftijd (gemiddeld 6;3 jaar) en kinderen van dezelfde taalleeftijd (5;4 jaar). In de verteltaak gebruikten de SLI kinderen minder gemarkeerde zelfstandig naamwoorden en minder verschillende naamvalsmarkeringen dan hun leeftijdgenoten. De vergelijking met kinderen van dezelfde taalleeftijd liet geen verschillen zien. Alle groepen lieten opvallend weinig fouten zien in de vervoeging van zelfstandig naamwoorden tijdens hun spontane spraak. In de elicitatietaak werden wel fouten gemaakt. De SLI kinderen maakte het meeste fouten, gevolgd door de kinderen van dezelfde taalleeftijd. De meerderheid van de fouten waren commissiefouten: het gebruik van een verkeerde suffix. De verkeerde suffix deelde vaak kenmerken van de target suffix, maar was het ‘net-niet’. Lukacs ontdekte een verschil tussen naamvalsmarkeringen met een spatiële betekenis en een non spatiële betekenis. Naamvalsmarkeringen met een spatiële betekenis waren makkelijker voor alle groepen kinderen, maar de SLI kinderen profiteerden hier het meest van. Spatiële betekenis: de vogel zit op zijn nest Non-spatiële betekenis: hij gelooft in engelen. De non-spatiële betekenis is minder transparant en heeft een complexere representatie in het lexicon. Op basis van deze resultaten, concludeert Lukacs dat naamvalsmarkeringen veel meer beïnvloed worden door lexicale ontwikkeling dan door grammaticale ontwikkeling. Dit neemt niet weg dat SLI kinderen problemen kunnen laten zien met bepaalde grammaticale morfemen. Maar volgens Lukacs gaat het dan vooral om complexe vormen die een groot beroep doen op de verwerkingscapaciteit van kinderen met SLI. Daar localiseert zij de specifieke problemen. Dit verklaart volgens haar ook waarom de SLI kenmerken tussen talen zo sterk verschillen. Wat in de ene taal complex is, hoeft het in de ander taal niet te zijn. Tijd en aspect in Hongaarse kinderen met SLI Problemen met het vervoegen van werkwoorden in de verleden tijd, behoren tot de meest gerapporteerde problemen van kinderen met SLI. De meest voorkomende fouten zijn omissiefouten; het weglaten van het element dat de verleden tijd aangeeft. In het Hongaars wordt zowel verleden tijd als aspect aangegeven door middel van inflectie. In de onderstaande voorbeelden wordt de verleden tijd aangegeven door de suffix -te achter het werkwoord et. De perfectief wordt aangegeven door de prefix meg- voor het werkwoord. In de perfectief is er altijd sprake van een prefix, maar de soort prefix verschilt per werkwoord. De betekenis van het werkwoord verandert iets door de prefix; van eten naar opeten. Voorbeeld: 21. verleden tijd, imperfectief A majom ette a tortát – De aap at de cake (was de cake aan het eten) Voorbeeld 22. verleden tijd, perfectief A tigris megette a levest – De tijger had de soep opgegeten. Leonard (2007) vroeg zich af of kinderen met SLI meer moeite met tijd of met aspect zouden hebben. Omdat deze grammaticale kenmerken in het Hongaars apart gemarkeerd worden, leent het Hongaars zich goed voor dit onderzoek. Leonard onderzocht SLI kinderen tussen de 4 en 7 jaar en vergeleek hun resultaten met die van twee controlegroepen: normaal ontwikkelende kinderen van dezelfde chronologische leeftijd en normaal ontwikkelende kinderen met een dezelfde taalleeftijd (3-6 jaar oud). Voor het onderzoek werden zinnen gebruikt die alleen verschilden in aspect. De helft van de zinnen bevatte een bijwoord dat aspect ondersteunde (bijvoorbeeld: al, nog steeds). De andere helft van de zinnen bevatte geen bijwoord. Op een begripstest scoorden alle groepen kinderen boven de 80% goed. Dit gold zowel voor de zinnen mét bijwoord als voor de zinnen zonder bijwoord. In de productietest werden door alle groepen meer fouten gemaakt. Zinnen met bijwoord waren voor alle groepen makkelijker dan zinnen zonder bijwoord. De fouten gingen beide kanten op. In perfectief zinnen werd de prefix weggelaten. In imperfectiefzinnen werd ten onrechte een prefix ingevoegd. Het ging dus niet alleen om omissiefouten. Alle groepen maakten in de productietest ook fouten met tijd, maar in die gevallen was aspect meestal wel goed. Zinnen waarin beide fout waren, kwamen bijna niet voor. Tijd werd sowieso minder vaak fout gedaan dan aspect. En als voor tijd gecorrigeerd werd, dan bleef het effect van aspect bestaan. De SLI kinderen maakten meer fouten dan beide controlegroepen, maar hun foutpatroon was wel vergelijkbaar met dat van de controlegroepen. Volgens Leonard geven deze resultaten aanleiding om te vermoeden dat het grammaticale kenmerk aspect bij kinderen met SLI apart is aangedaan. Omissie- of commissiefouten Orgassa (2009: 13) stelt dat typologische verschillen tussen talen kunnen leiden tot verschillende symptomen van SLI in elke taal. Kinderen met SLI maken vaak fouten bij de werkwoordsinflectie. Voor Germaanse talen geldt dat het persoonlijk voornaamwoord niet kan worden weggelaten, zoals bij pro-droptalen. In Germaanse talen maken kinderen met een taalstoornis vaak fouten waarbij ze uitgangen weglaten (vb. he play). Dit worden ommissiefouten genoemd. In pro-drop talen, zoals het Hongaars, worden juist veel substitutiefouten gemaakt. Dit houdt in dat de juiste uitgang wordt vervangen. Er worden echter ook ommissiefouten gemaakt in pro-droptalen. In het Hongaars komen meestal fouten voor waarbij de meervoudsvorm van de 2e of 3e persoon wordt vervangen door diens enkelvoudsvorm (Leonard 2000). Een kind wil bijvoorbeeld zeggen "jullie vragen", maar zegt in plaats daarvan "je vraagt" (zie tabel 11). Tabel 11. Incorrecte werkwoordsinflectie "jullie vragen" |