Verwerving
Morfologie
Nederlandse kinderen zijn rond de 1;6 jaar als de eerste tweewoordzinnen verschijnen. Deze leeftijd ligt bij Hongaarse kinderen iets hoger. Zij vervoegen wel eerder, waardoor ze op dezelfde leeftijd een zelfde soort inhoud kunnen aangeven (MacWhinney, 1985). Hierbij moet wel worden aangetekend dat niet helemaal duidelijk is of het hier om echte vervoegingen gaat, of uit het hoofd geleerde constructies. Gabor (2012) deed onderzoek naar de leeftijd waarop Hongaarse kinderen in staat zijn morfemen productief te gebruiken. In een trainingsfase leerden kinderen nonsens woorden (zelfstandig naamwoorden en werkwoorden) en in een testfase moesten zij de woorden zelf vervoegen. Uit het onderzoek bleek dat kinderen van gemiddeld 2:7 jaar al in staat waren zelfstandig naamwoorden goed te vervoegen. Ze hadden iets meer moeite met de werkwoorden. Volgens de auteur had dit niet zo zeer te maken met het morfologische deel van de taak, als wel met het feit dat de jonge kinderen de betekenis van het nonsenswerkwoord nog niet helemaal onder de knie hadden. Niet alle morfemen worden tegelijk verworven. Het meervoudsmorfeem de diminutief (verkleinwoorden) en de accusatief vorm (lijdende vorm) worden als eerste verworven. Daarna verschijnt de datief-vorm (indirect object, meestal met de functie van meewerkend woorwerp) de instrumental-vorm (‘met’ of ‘door middel van’) en de eerste werkwoordsvervoegingen (verleden tijd en markering voor 3e persoon enkelvoud). Ter vergelijking: bij Nederlandse kinderen is het meervoud van het zelfstandig naamwoord pas productief rond de derde verjaardag. Dan verschijnen ook pas de eerste vervoegde inhoudswerkwoorden (Gilles en Schaerlaekens, 2000) (zie het overzicht van verwervingsvolgorde in het Nederlands). MacWhinney (1974: 414) geeft een overzicht van de gemiddelde leeftijd waarop de locatieve naamvallen van het Hongaars worden gebruikt. De datief en terminatief worden door hem tot de locatieven gerekend. De terminatief en ook de delatief werden echter nog niet geproduceerd door de kinderen uit de onderzoeken waar hij zijn overzicht op baseert. Tabel 9. Verschijnen locatieven Voor de volledige verwervingsvolgorde geeft MacWhinney (1996) een overzicht van de volgorde waarin ze verworven worden, maar geeft hier geen gemiddelde leeftijd voor.
Tabel 10. Verwervingsvolgorde Syntaxis
Zoals gezegd is woordvolgorde in het Hongaars in principe vrij. Jonge kinderen hebben wel een voorkeursvolgorde. Het voorzetsel (of eigenlijk de verb modifier) wordt bij voorkeur vóór het werkwoord gezet. Ze experimenteren niet met het verplaatsen van elementen naar de focuspositie. Voorbeeld 20. Haza-mentek Huis-gingen zij ‘Zij gingen naar huis’. El-aludtam Weg-sliep ik ‘Ik viel in slaap’ Er zijn echter gevallen waarin het voorzetsel verplicht ná het werkwoord moeten komen. Bijvoorbeeld bij ontkennende zinnen, vragende zinnen en gebiedende zinnen. Onderzoek van Babarczy (2006) toonde aan dat jonge kinderen relatief veel fouten maken met deze verplichte inversie. In ongeveer de helft van de ontkennende zinnen van tweejarigen, staat het voorzetsel achter het werkwoord. Ze hebben dus wel besef van het feit dat er inversie nodig is. Ze laten namelijk in dit soort zinnen veel meer inversie zien, dan in zinnen met een vrije woordvolgorde. Maar ze maken nog relatief veel fouten met de verplichte inversie. Het percentage fouten neemt af met de leeftijd. Gebiedende zinnen gaan vaker goed. De auteur gaat er van uit dat dit komt door het grotere aantal gebiedende zinnen in de input van deze kinderen. Macwhinney (1985: 1087) omschrijft een onderzoek waarbij hij 3-jarige, 5-jarige, 10-jarige en volwassen sprekers van het Hongaars filmpjes liet beschrijven. De jongste Hongaren bleken veel vaker de woordvolgorde VSO en VOS te gebruiken dan de oudere proefpersonen. Het vooraan plaatsen van het werkwoord kan komen doordat ze filmpjes en dus acties moesten beschrijven. Het zou kunnen zijn dat het gemakkelijker was voor de kinderen om te beginnen met het werkwoord, omdat dat het belangrijkste is bij het beschrijven van acties. |