Diagnostische Materialen
Hieronder is informatie te vinden over diagnostische materialen. Onder het tabblad 'recent ontwikkelde materialen' staat meer informatie over de non-woord herhaaltaak en zinsherhaaltaak van LITMUS (Universiteit Utrecht) en staat beschrijven waarom dit effectieve diagnostische materialen zijn voor meertalige kinderen.
Introductie Om de taalontwikkeling van meertalige kinderen te kunnen beoordelen, moet men gebruik maken van diagnostische methoden die rekening houden met de meertaligheid en de multiculturaliteit van de kinderen (Julien 2008: 25). Het is voor een logopedist of klinisch linguïst echter niet eenvoudig om een juiste diagnose te stellen met het bestaande diagnostische materiaal. Er bestaat een risico tot overdiagnose, waarbij er een taalstoornis wordt vastgesteld terwijl het kind er geen heeft. Bij onderdiagnose wordt een taalstoornis niet gediagnosticeerd terwijl deze wel aanwezig is. Bij het stellen van de diagnose specifieke taalontwikkelingsstoornis, moeten andere factoren die de taal negatief beïnvloeden worden uitgesloten, zoals verminderd gehoor, lage non-verbale intelligentie, slechte motoriek of onvoldoende taalstimulering. Bij meertalige kinderen moet er bovendien een differentiatie worden gemaakt tussen NT2-moeilijkheden en een taalstoornis. Basisprincipes diagnostiek Voor het diagnosticeren van een taalstoornis bij een meertalig kind hanteert Julien (2008) in haar boek Taalstoornissen bij meertalige kinderen vier basisprincipes:
Anamnese Voorafgaand aan het logopedisch of linguïstisch onderzoek is het van belang dat de onderzoeker weet hoeveel blootstelling het kind heeft gehad aan welke taal. Naast een algemene anamnese is het zaak om te weten hoe, en in welke omstandigheden het kind de verschillende talen aangeboden kreeg. De meest recente vragenlijst voor het achterhalen van deze informatie is de Anamnese Meertaligheid van Blumenthal en Julien (2009). Deze anamneselijst is te downloaden via deze website: www.acco.be/nl-be/items/9789033476655/Meertalige-ontwikkeling als bijlage van het boek Blumenthal, M. (2009). Meertalige Ontwikkeling. Adviezen over meertalige opvoeding bij een auditief/communicatieve beperking. Leuven/Den Haag: Acco. De inzet van een tolk is aan te raden om de communicatie bij het anamnesegesprek te vergemakkelijken. Diagnostiek m.b.v. taaltaken Welke diagnostische instrumenten zijn in Nederland bruikbaar voor het onderzoeken van meertalige kinderen? Vanwege de grote heterogeniteit van deze doelgroep is het moeilijk om pasklare instrumenten te ontwikkelen. Met onderstaande lijst is een overzicht gemaakt van instrumenten die specifiek ontwikkeld zijn voor meertalige kinderen of die een norm bezitten die gebruikt kan worden voor meertalige kinderen. Blumenthal, M. & van der ZIjden, L. (2016). Speakaboo: speech development screening in multilingual children by a non-native speaker.
Gagarina, N., D. Klop, S. Kunnari, et al. (2012). MAIN: Multilingual Assessment Instrument of Narratives. Berlijn: Zentrum für Allgemeine Sprachwissenschaft.
Kort, W., M. Schittekatte & E. Compaan. CELF-4-NL Meertalige lijsten Marokkaans-Arabisch. Amsterdam: Pearson. Kort, W., M. Schittekatte & E. Compaan. CELF-4-NL Meertalige lijsten Turks. Amsterdam: Pearson.
Schlichting, L. en H.C. Lutje Spelberg (2006). Tweetalige Lexiconlijst Marokkaans-Arabisch-Nederlands. Amsterdam: Jip Uitgeverij. Schlichting, L. en H.C. Lutje Spelberg (2006). Tweetalige Lexiconlijst Tarifit-Berbers-Nederlands. Amsterdam: Jip Uitgeverij. Schlichting, L. en H.C. Lutje Spelberg (2006). Tweetalige Lexiconlijst Turks-Nederlands. Amsterdam: Jip Uitgeverij.
Schlichting, L. en H.C. Lutje Spelberg (2012). Schlichting Test Turkse vertaling. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Verhoeven, L. en A. Vermeer (2001). Taaltoets alle Kinderen. Arnhem: Cito.
Verhoeven, L., G. Narain, G. Extra, Ö.A. Konak, R. Zerrouk (1995). Toets Tweetaligheid. Arnhem: Cito.
CELF Preschool-2-NL In de CELF Preschool-2-NL (Clinical Evaluation of Language Fundamentals) is een zinnen herhaaltaak opgenomen. Aan het kind wordt gevraagd zinnen van toenemende lengte exact na te zeggen. De CELF Preschool-2-NL is geschikt voor kinderen van 3;0 tot 6;11 jaar (Secord, Semel, & Wiig, 2012). De CELF Preschool-2-NL is echter alleen genormeerd voor kinderen die het Nederlands als moedertaal hebben. CELF-4-NL en CELF-5-NL Voor oudere kinderen is in de CELF (Clinical Evaluation of Language Fundamentals) tevens een zinnen herhaaltaak opgenomen. Deze taak is geschikt voor kinderen van 5;0 tot 18;0 jaar. De CELF-4-NL en de CELF-5-NL is genormeerd op basis van onderzoeken onder kinderen in Nederland (zowel eentalig als meertalig). Maar er is geen aparte normering voor kinderen die het Nederlands als moedertaal hebben (Semel, Wiig, & Secord, 2010). Descriptieve diagnostiek Naast de normatieve benadering waarbij gebruikt gemaakt wordt van genormeerde of gestandaardiseerde taaltesten is het van belang om ook de spontane taal te analyseren bij diagnostiek bij taalontwikkelingsproblemen. Dit wordt een descriptieve benadering genoemd. Hiermee krijgt men inzicht in de alledaagse taal- en communicatievaardigheden van het kind (Julien 2008: 121). Voor een spontane taalanalyse van het Nederlands kan gebruik gemaakt worden van de volgende instrumenten: Beers, M. (1995). Fonologische Analyse Nederlands (FAN). Amsterdam: IFOTT.
Bol, G. en F. Kuiken (1989). Grammaticale Analyse van Taalontwikkelingsstoornissen (GRAMAT). Amsterdam: Swets en Zeitlinger.
Ierland, M. van (1980). Spontane Taal Analyse Procedure (STAP). Universiteit van Amsterdam.
Schlichting, L. (1987). Taal Analyse Remediëring en Screening Procedure (TARSP). Amsterdam: Pearson.
Om de spontane uitingen van de eerste taal te kunnen analyseren heeft de logopedist of klinisch linguïst kennis nodig van deze taal. Hiervoor kan de informatie op deze wiki gebruikt worden op de pagina ‘Informatie per taal’. Voor de vertaling en beoordeling van de taaluitingen van het kind is het noodzakelijk om een tolk in te zetten. Functionele diagnostiek De functionele benadering integreert de normatieve en descriptieve diagnostiek. Op die manier wordt het gehele communicatieve functioneren van het kind in kaart gebracht. Observaties zijn de aangewezen methode om semantische relaties, verhaalopbouw en taalgebruik in kaart te brengen (Van den Dungen & Verboog, 1991). Om de informatie van de observatie van verschillende taaldomeinen te ordenen kan gebruik gemaakt worden van de Taalstandaard. Slofstra-Bremer, C.F., S. van der Meulen, H.C. Lutje Spelberg (2005). Taalstandaard. Amsterdam: Pearson.
Alternatieve diagnostische benaderingen Hoewel de reguliere diagnostische instrumenten vaak niet genormeerd zijn voor de doelgroep van meertalige kinderen kunnen deze testen wel ingezet worden voor dynamische diagnostiek. Een compleet overzicht van Nederlandse taaldiagnostische materialen is inzichtelijk gemaakt op www.taalexpert.nl, een digitaal platform van de Hanzehogeschool Groningen over taalproblemen bij kinderen. Dynamische diagnostiek is een methode die steeds meer aandacht krijgt en waarvoor zowel in het buitenland als in Nederland gepleit wordt om het in te zetten bij meertaligheid. Men kijkt bij deze manier van onderzoeken naar het niveau dat een kind kan bereiken als het problemen oplost onder begeleiding van een volwassene. Het betekent dat er hulp wordt aangeboden tijdens het uitvoeren van taken. Testen met deze aanpak geeft meer informatie over mogelijkheden van ontwikkeling en leren dan bij statisch testen. Een voorbeeld van dynamisch testen is stimulusmodificatie. Dit is het toepassen van een klassieke test, maar met aanpassingen in instructie. Test-Teach-Retest is ook een manier van dynamisch testen. Door een test af te nemen, het kind vervolgens iets te leren en te hertesten kan informatie verkregen worden over de leergeschiktheid van een kind. Een aandachtspunt bij dynamische diagnostiek is de intrabeoordelaar-betrouwbaarheid. Bovendien kost dynamisch testen meer tijd dan statisch testen, omdat er een interactieve omgeving wordt gecreëerd tussen de onderzoeker en het kind. Dit levert echter op dat er kennis wordt opgedaan over het leerproces van het kind en deze informatie kan worden ingezet voor de interventie. Naast stimulusmodificatie en Test-Teach-Retest als benaderingen voor dynamisch testen, kunnen de reguliere diagnostische instrumenten ook informeel vertaald en afgenomen worden door een tolk. Hoewel de gestandaardiseerde norm van de test dan niet gebruikt kan worden, kan een vertaalde testafname wel inzicht geven in de taalvaardigheid van het kind in de eerste taal. Informatie over hoe een tolk hiervoor ingezet kan worden is te lezen in Blumenthal (2007), bijlage ‘Werken met een tolk.’ |