Morfologie
In het Japans schrift worden geen spaties gebruikt. Individuele woorden zijn hierdoor moeilijk te onderscheiden. Hieronder wordt ingegaan op de werkwoorden, zelfstandig naamwoorden en de persoonlijk naamwoorden.
Werkwoorden De tijden en de ontkennende vorm worden door middel van allerlei suffixen aan het werkwoord ‘geplakt’. De Japanse werkwoorden eindigen in de basisvorm altijd op –u. Ze worden ingedeeld in 2 groepen:
De suffixen die aan de basisvorm van de werkwoorden ‘geplakt’ worden zijn:
De vervoeging van het werkwoord nomu ziet er dan als volgt uit:
Een probleem waar Japanse kinderen tegenaan kunnen lopen, zijn de verschillende vervoegingen van het Nederlands naar persoon: ik drink, jij/hij/zij drinkt, wij/jullie/zij drinken. Het Japans kent namelijk hier maar één vorm voor. De fouten die Japanse kinderen hiermee maken, hoeven niet perse te duiden op SLI. Onregelmatige werkwoorden In het Japans zijn er slechte 3 onregelmatige werkwoorden: (Lutterjohann, 2001)
Voor de Japanse kinderen zullen de Nederlandse onregelmatige werkwoorden lastig zijn om te leren. Extra aandacht hiervoor vergroot hun bewustzijn op de afwijkende vormen. De Japanse kinderen zullen hier waarschijnlijk veel fouten in gaan maken. De afwijkende vormen zijn echter wel opvallend en dat kan ervoor zorgen dat de Japanse kinderen ze juist wel onthouden. Desalniettemin kent het Nederlands veel meer onregelmatige werkwoorden dan het Japans. Samengestelde werkwoorden In het Japans worden zelfstandig naamwoorden en het werkwoord suru (doen/maken) aan elkaar gekoppeld:
Meer werkwoordsvormen In het Japans worden nog meer werkwoordsvormen gebruikt. Ze worden hieronder slechts kort genoemd:
Aangezien het Japans zoveel verschillende werkwoordsvormen kent, zijn de Japanse kinderen hier al aan ‘gewend’. Het Nederlands kent niet zoveel verschillende vormen. Waarschijnlijk zullen de Japanse kinderen hier geen problemen mee hebben. Zelfstandig naamwoorden Een groot verschil met het Nederlands is dat bij de zelfstandig naamwoorden in het Japans geen lidwoorden gebruikt worden, geen geslacht aangeduid wordt en meervoudsvormen ontbreken. De zelfstandig naamwoorden worden in het Japans aangegeven door een partikel:
Zoals hierboven al kort opgemerkt is, wordt het geslacht in het Japans bij zelfstandig naamwoorden niet uitgedrukt als dit uit de context blijkt. Voor mensen kan dit echter wel, indien nodig, aangegeven worden door er vrouwelijk of mannelijk voor het zelfstandig naamwoord te zetten. Bijvoorbeeld: onna voor vrouw en otoko voor man. Een probleem waar Japanse kinderen tegenaan kunnen lopen bij het leren van het Nederlands is dat zij moeite zullen hebben met de Nederlandse lidwoorden de/het/een en de meervoudsvormen van de zelfstandig naamwoorden. Eventuele problemen kunnen in eerste instantie verklaard worden door het feit dat Japanse kinderen deze aspecten van de Nederlandse grammatica zich eerst eigen moeten maken, voordat zij deze correct kunnen gebruiken. Dergelijke fouten hoeven niet per se te duiden op SLI. Persoonlijk voornaamwoorden Het Nederlands kent de partikels niet zoals die in het Japans gebruikt worden. In het Nederlands wordt er een onderscheid gemaakt tussen de woorden ‘ik’ en ‘mij’. In het Japans wordt daarentegen alleen ‘ik’/’watashi’ gebruikt. Het partikel dat achter ‘watashi’ komt, geeft aan of het een onderwerp, meewerkend voorwerp of lijdend voorwerp is. De Japanse kinderen moeten dit verschil dus duidelijk krijgen. Zij moeten leren dat in het Nederlands het woord ‘me/mij’ gebruikt wordt in plaats van ‘ik’: Hij geeft me.
Zij moeten het Nederlandse systeem van ‘ik’ en ‘jij’ eerst doorkrijgen voordat zij dit correct kunnen gaan toepassen. In vergelijking met het Nederlands is het gebruik van ‘ik’ veel gemakkelijker dan in het Japans. Er is immers maar één vorm om ‘ik’ aan te geven. Een struikelblok voor Japanse kinderen kan wel zijn dat zij het verschil tussen ‘ik’ en ‘me/mij’ niet meteen duidelijk hebben. Fouten die op dit gebied gemaakt worden, hoeven daarom niet perse te duiden op SLI. N.B.: het voorbeeld van ‘ik’ en ‘mij’ geldt ook voor ‘hij/hem’, ‘je/jouw’ en ‘zij/haar’. Trappen van vergelijking In het Japans worden de trappen van vergelijking op deze manier gevormd:
In zinsverband: Tôkyô wa ôsaka yori ôkii desu Tokyo (onderwerp) Osaka (vergeleken met) groot zijn Tokyo is groter dan Osaka Kinderen die het Japans als moedertaal hebben, moeten de Nederlandse onregelmatige constructie eerst onder de knie krijgen voordat ze deze correct kunnen gaan gebruiken. |