Transferfouten
Het Japans verschilt in een aantal opzichten van het Nederlands op zodanige wijze dat er problemen kunnen ontstaan op het gebied van fonologie, morfologie, syntaxis, semantiek en pragmatiek als gevolg van transfer. Als u onderstaande problemen constateert bij een jonge leerder van het Nederlands met het Japans als moedertaal, hoeft dat dus niet per se te wijzen op een taalontwikkelingsstoornis.
Fonologie Uitspraak Nederlandse medeklinkers kunnen tot uitspraakproblemen leiden bij Japanse kinderen. Allereerst kent men de Nederlandse g-klank [x] niet in het Japans, waardoor bijvoorbeeld “galop” een moeilijk woord is. Daarnaast wordt er in het Japans geen onderscheid gemaakt tussen de <r> en de <l> (Nunen, 2010). De Japanse <r> is een klank tussen de rollende <r> en <l> waarbij de <l> overheerst en een beetje lijkt op de <d>. Het verschil tussen de [r] en de [d] is lastig voor Japanse moedertaalsprekers. Er zijn vooral uitspraakproblemen met diftongen. Verder bestaan de [ʒ], [ʃ], [v], [ʋ] wel in het Nederlands, maar niet in het Japans. Het kan zijn dat eenkind langer dan andere tweede-taal-leerders van het Nederlands nodig heeft zich deze klanken eigen te maken. Tevens zijn de klinkercombinaties van het Nederlands, zoals ei, ij, eu, ou niet bekend in het Japans, waardoor er uitspraakproblemen kunnen ontstaan wat duidt op een transferprobleem. Morfologie Vervoegingen In het Japans zijn er geen vervoegingen voor getal en/of geslacht van het werkwoord, tegenover de drie vormen in het Nederlands (1ste persoons enkelvoud; 2de/3de persoons enkelvoud en meervoud). Hierdoor zou het kunnen dat een Japanse moedertaalspreker moeite heeft met werkwoord vervoeging in het Nederlands en dit niet op de juiste manier doet. Ook zouden kinderen met Japans als T1 moeite kunnen hebben met sterke werkwoorden. Deze zijn er veel in het Nederlands en ze moeten allemaal apart aangeleerd worden. Deze afwijkende vormen zijn echter wel opvallend en dat kan ervoor zorgen dat ze juist wel onthouden. Lidwoorden In het Japans bestaan lidwoorden niet, wat kan betekenen dat een kind de Nederlandse lidwoorden de/het/een weglaat. Naamwoorden Er worden geen meervoudsvormen gebruikt bij zelfstandig naamwoorden. Zij geven de zelfstandig naamwoorden aan door een partikel (onderwerp, bezig, meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp). In het Nederlands wordt er onderscheid gemaakt tussen de woorden ‘ik’ en ‘mij’, terwijl in het Japans dat één hetzelfde woord is (‘watashi’). Het verschil tussen ‘ik’ en ‘me/mij’ zal niet gelijk duidelijk zijn voor Japanse kinderen, ditzelfde geldt natuurlijk voor ‘hij’ en ‘hem’, ‘ je’ en ‘jouw’ etc. Tot slot worden de trappen van vergelijking gevormd door een extra woord toe te voegen
Syntaxis In het Japans houden ze een SOV-volgorde aan in een zin: onderwerp (subject), voorwerp/ bepaling (object), werkwoord (verb). Dit is anders dan in het Nederlands, waar een SVO-volgorde wordt aangehouden in de hoofdzin en een SOV-volgorde in de bijzinnen. Met deze structuur kunnen Japanse kinderen moeite hebben. Ook zullen de bijwoordelijke bepalingen moeilijk zijn voor Japanse kinderen. De bijwoordelijke bepalingen kunnen in het Japans op willekeurige plekken tussen het subject en het werkwoord komen te staan. In het Nederlands kun je niet zeggen “ik naar huis loop”: waar de bijwoordelijke bepaling staat, hangt af van de tijd waarin de zin staat. Bovendien is Japans een agglutinerende taal, wat betekent dat morfemen aan het woord vastgeplakt worden om een ontkenning, bijwoordelijke bepaling of tijd uit te drukken. In het Nederlands worden er geen morfemen aan woorden geplakt, wat Japanse kinderen fout kunnen doen. |