Syntaxis
Woordvolgorde
De basis woordvolgorde van het Khmer is SVO (Subject-Object-Verb). Verder komen bijvoeglijke naamwoorden, demonstratieven en telwoorden na het zelfstandig naamwoord waar zij bij horen, bijwoorden na het werkwoord waar zij bij horen. Dit betekent dat het Khmer, in tegenstelling tot het Nederlands, een hoofd-initiële taal is. Daarnaast maakt deze taal gebruik van preposities, oftewel voorzetsels in plaats van achterzetsels. Vraagzinnen De woordvolgorde van het Khmer blijft in vraagzinnen hetzelfde. Ja/nee vragen kunnen in het Khmer gepaard gaan met een vraagmarkering, maar dit is niet verplicht. Wanneer deze wel gebruikt wordt, komt deze aan het eind van de vraagzin. Een voorbeeld hiervan is: ‘ti: deung’, wat iets betekent als ‘is het mogelijk dat..?’. Bij open vragen komt het vraagwoord (wat, waarom, hoe, etc.) op dezelfde plaats te staan als waar het niet-interrogatieve zelfstandig naamwoord stond (i.e. zinsinitiëel in geval van een subject, zinsfinaal in geval van een object). Negatie In het Khmer worden zinnen ontkennend gemaakt door een partikel voor het werkwoord en een partikel zinsfinaal te zetten. Dit partikel voor het werkwoord is /mɯn/ en betekent iets als ‘niet’. Het zinsfinale partikel is /te:/ en betekent ‘nee’. Er bestaat ook een negatief hulpwerkwoord, /kom/, dat ‘don’t’ betekent. Dit hulpwerkwoord wordt in het geval van imperatieve zinnen of zinnen met een subject in de 1e persoon gebruikt. Wanneer dit hulpwerkwoord wordt gebruikt, worden de twee partikels niet gebruikt. Een leuk feitje: ‘Ja’ is in het Khmer /ɓa:t/ voor mannen en /cah/ voor vrouwen. ‘Nee’ is /te:/. Beide woorden voor ‘ja’ kunnen echter ook verschijnen voor ‘nee’: het is dan niet het geval dat de spreker het met de spreker eens is, maar het vormt een teken van beleefdheid. Coördinatie In het Khmer is ongemarkeerde coördinatie mogelijk, oftewel, er is geen voegwoord – zoals ‘en’ of ‘of’ – nodig. Wanneer de coördinatie wel wordt gemarkeerd, wordt dit meestal gedaan met het voegwoord /nɯŋ/. Dit voegwoord staat dan tussen de twee frasen in. Voor clausale coördinatie wordt dit meestal gedaan met het voegwoord /haɤj/, wat iets als ‘en dan’ betekent, tussen de zinnen in. En met een bijwoordelijk voegwoord /ɗae/ of /phaɯŋ/, wat iets als ‘en ook’ betekent, aan het eind van de zin. In het Nederlands zijn voegwoorden niet optioneel. Bovendien is er geen verschil in voegwoorden tussen frasale en clausale coördinatie en bestaan er geen zinsfinale voegwoorden. |