Morfologie
Lidwoorden
Het Engels kent slechts één bepaald lidwoord, the, terwijl in het Nederlands onderscheid wordt gemaakt in zijdige lidwoorden (de) en onzijdige lidwoorden (het). Een Engelssprekend kind dat Nederlands leert moet leren onderscheid te maken tussen deze twee lidwoorden. Het is bekend dat tweedetaalleerders van het Nederlands moeite hebben om het lidwoord correct te verwerven. Het is dus te verwachten dat ook Engelssprekende kinderen hier moeite mee zullen hebben en bijvoorbeeld het lidwoord ‘de’ zullen overgeneraliseren. Zowel het Engels als het Nederlands heeft één onbepaald lidwoord. Hierin kunnen dus niet veel problemen verwacht worden. Meervoud van naamwoorden Het Engels heeft een schrijfvorm voor het meervoud van zelfstandige naamwoorden: -(e)s, maar deze heeft verschillende uitspraakvarianten. Bij zelfstandige naamwoorden die eindigen op de klanken [s], [z], [ʃ], [ʒ], [ʧ] en [ʤ] klinkt het meervoudsmorfeem als [ɪz], zoals bij de woorden buses, roses, bushes, garages, beaches en judges. Bij zelfstandige naamwoorden die eindigen met een stemloze klank klinkt het meervoudsmorfeem als een [s], zoals in de woorden cats en books. Bij zelfstandige naamwoorden die eindigen met een stemhebbende klank klinkt het meervoudsmorfeem als een [z], zoals in de woorden pigs en rooms. Werkwoorden In het Engels zijn bijna alle werkwoordsvervoegingen van regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd hetzelfde als het infinitief, behalve bij het derde persoon enkelvoud. Zie het volgende voorbeeld in Tabel 3 van de vervoeging van het werkwoord lopen. In het Nederlands hebben alleen de vervoegingen in het meervoud dezelfde vorm als het infinitief. Er kan hierdoor verwacht worden dat Engelssprekende kinderen die Nederlands leren moeite hebben met de verwerving van werkwoordsvervoeging. Tabel 3. Werkwoordsvervoegingen in het Engels en Nederlands. In het Engels wordt er ook bij de werkwoordsvervoeging in de verleden tijd geen onderscheid gemaakt tussen enkelvoud of meervoud, in het Nederlands wel. De verleden tijd van regelmatige werkwoorden wordt gevormd door het suffix –ed en in het Nederlands door de suffixen –te, –ten, -de of –den. Ook dit kan lastig zijn.
Bijvoeglijke naamwoorden Het bijvoeglijk naamwoord wordt in het Nederlands gevormd door het suffix –e toe te voegen aan een zelfstandig naamwoord, zoals bij: een rode auto, de grote boot, het grote paard. Alleen aan onzijdige zelfstandige naamwoorden in een onbepaalde context wordt geen –e toegevoegd, zoals bij: een groot paard. In het Engels komt er geen suffix achter het bijvoeglijk naamwoord, zoals bij: a big horse. Aan de hand hiervan zou je kunnen verwachten dat een Engelssprekend kind de –e in het Nederlands weg zou kunnen laten. Verkleinwoorden Verkleinwoorden worden in het Nederlands gevormd door -je, -tje, -pje, -kje en -etje achter het zelfstandig naamwoord te plaatsen, maar in het Engels gebeurt dit lexicaal door little voor het zelfstandig naamwoord te plaatsen. Hierdoor kan het voor Engelssprekende kinderen moeilijk zijn om de verschillende verkleinsuffixen te verwerven en zullen ze waarschijnlijk vaker ‘kleine hond’ zeggen dan ‘hondje’. Vergrotende en overtreffende trap Er is niet veel verschil in de vergrotende en overtreffende trap tussen het Nederlands en het Engels. De vergrotende trap wordt in beide talen gevormd door –er achter het bijvoeglijk naamwoord te zetten, zoals bij groter en bigger. De overtreffende trap wordt in beide talen gevormd aan de hand van een suffix. In het Engels gebeurt dit met het suffix –est, zoals bij biggest en in het Nederlands met het suffix –ste, zoals bij grootste. Aan de hand hiervan is het te verwachten dat hier niet veel fouten in gemaakt zullen worden. |