Fonologie
De lettergrepen in de woorden van het Malinke en de woorden zelf hebben vrijwel altijd een open structuur; dat wil zeggen: ze eindigen vrijwel altijd op een klinker. Dit is verschillend met het Nederlands. Er zijn vier mogelijkheden voor een lettergreep in Malinke: 1) medeklinker-klinker (CV), 2) klinker (V), 3) (medeklinker)-klinker-klinker ((C)VV), waarbij de twee klinkers dezelfde zijn en 4) uitzonderingen door samenstellingen.
a. Consonanten Malinke heeft een consonantsysteem dat 19 medeklinkers bevat. Deze zijn weergegeven in de volgende tabel: De klanken tussen haakjes zijn de nasale allomorfen van de bijbehorende approximanten; deze worden gebruikt wanneer er een nasale klinker in de lettergreep zit.
b. Klinkers Malinke heeft zeven klinkers /i e ɛ a ɔ o u/; die aangevuld worden met zeven nasale diftong-versies daarvan. Wanneer een klinker nasaal wordt uitgesproken wordt er in de orthografie een /-n/ achter de klinker geplaatst. Uiteindelijk zijn er dus 14 klinkervormen. Figuur 1: klinkers in Malinké. Elke klinker kan langer en nasaal gemaakt worden. In dat geval wordt er in schrift een /-n/ achter geschreven.
c. Nasaliteit In Malinke worden sommige medeklinkers nasaal als ze volgen op een nasale diftong. Een /p/ of /b/ wordt mp/mb, een /t/ of /d/ wordt nt/nd, een /k/wordt n ken een /j/ wordt nj; enzovoorts. d. Tonen Er zijn twee tonen die belangrijk zijn in Malinke; hoog en laag in combinatie van stijgend en dalend toonhoogtepatroon. Definiete zelfstandignaamwoordgroepen worden aangeduid met een dalende ‘floating tone’, iets dat vaker voorkomt in Afrikaanse talen. /kɔ̀nɔ̀/ (LL) betekent ‘een vogel', /kɔ̀nɔ᷈/(LLHL) betekent 'de vogel'. Verder is er in deze taal een toon dissimilatieproces dat voorkomt bij objecten van transitieve werkwoorden en preposities. Deze dissimilatie komt niet voor bij subjecten van (in)transitieve werkwoorden (Spears, 1967). |