Fonologie
Tonen
Tonen zijn in het Kantonees betekenisonderscheidend: een verandering van de toon van een syllabe kan leiden tot een betekenisverandering. Elke syllabe moet één van de zes tonen hebben. De verschillende tonen die het Kantonees onderscheidt, zijn (zie ook Figuur 2): 1. Hoog 2. Hoog stijgend 3. Middelhoog 4. Laag dalend 5. Laag stijgend 6. Laag Figuur 2: De zes verschillende tonen van het Kantonees.
Bron: Wikipedia: 'Cantonese phonology' - http://en.wikipedia.org/wiki/Cantonese_phonology Naast het Chinese schrift met karakters wordt het Yale-systeem ook veel gebruikt. In dit systeem worden de tonen aangegeven met behulp van diakritische tekens en bij lage tonen wordt een h toegevoegd. Hieronder volgt een overzicht van de schrijfwijzen van de verschillende tonen. Naast de zes tonen die hierboven genoemd zijn, zijn er nog drie tonen (hoog, middel en laag) die in wezen allofonen van de andere zes tonen zijn. Dat is ook de reden dat deze soms wel en soms niet meegeteld worden. Deze drie toonallofonen worden gebruikt als de eindklank een plosief (/p/, /t/, of /k/) is. Fonetisch gezien zijn deze tonen en samensmelting van een toon en een eindconsonant. Deze drie samensmeltingen van tonen en consonanten buiten beschouwing gelaten, treden er bij Kantonees tonen geen toonveranderingen op als gevolg van fonologische context.
Consonanten Het Kantonees heeft zeventien beginconsonanten, twee consonantclusters die aan het begin van een syllabe voor kunnen komen en acht eindconsonanten. In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de consonanten die het Kantonees kent. Ook de twee consonantclusters, /kw/ en /kwh/, zijn in de tabel opgenomen. De dikgedrukte klanken kunnen zowel aan het begin als aan het eind van een syllabe voorkomen; de overige klanken kunnen alleen aan het begin van een syllabe voorkomen. Bron: So & Dodd (1995).
Deze klanken komen deels overeen met de klanken die het Nederlands kent. Het Kantonees maakt een onderscheid tussen plosieven met en plosieven zonder aspiratie. De plosieven worden aan het eind van een syllabe niet volledig gerealiseerd, dat wil zeggen: wanneer een /p/ aan het eind van een syllabe staat, worden de lippen wel gesloten, maar wordt de lucht niet weer ‘vrijgelaten’, de lippen blijven gesloten. Daarnaast zijn de /f/, /s/ en /l/ klanken die in het Kantonees alleen aan het begin van een syllabe voor kunnen komen. Ook dit zou voor problemen kunnen zorgen bij de fonologische verwerving van het Nederlands door Kantonees-Nederlandse kinderen. Vocalen en tweeklanken In Figuur 3 worden de acht verschillende vocalen die het Kantonees onderscheidt, weergegeven. Al deze vocalen hebben een korte en een lange variant. Hoewel de duur van de vocaal geen onderscheid makend aspect is, wordt het wel gezien als een relevant en belangrijk aspect van de vocalen. Figuur 3: Overzicht van de Kantonese vocalen.
Bron: Wikipedia: 'Cantonese phonology' - http://en.wikipedia.org/wiki/Cantonese_phonology Dit zijn minder vocalen dan het Nederlands onderscheidt. Het Kantonees heeft wel beduidend meer tweeklanken, namelijk tien: /ei/, /ai/, /a:i/, / ɔi/, /ui/, /au/, /a:u/, /iu/, /ou/ en /œy/. Syllabestructuur De syllabestructuur van het Kantonees is relatief eenvoudig. Er zijn twee syllabische nasalen, de /m/ en de /ŋ/, en alle overige syllabes hebben eenzelfde structuur: [C] - [G] - [V] - [C/G], waarbij G staat voor glijklank (approximant). Het aantal segmenten kan variëren van één tot vier; waarbij de klinker een verplicht element is. Daarnaast kent het Kantonees bijna geen consonantenclusters, alleen: /kw/ en /kwh/. |