Syntaxis
Gezien het feit dat het Kantonees zeer weinig grammaticale morfologie kent, is het grotendeels afhankelijk van de woordvolgorde om grammaticale relaties als subject en object uit te drukken. Dit heeft tot gevolg dat de woordvolgorde, [subject-verb-object], van het Kantonees redelijk vast staat. Onderstaande zinnen illustreren dat de woordvolgorde moet bepalen wat het subject is en wat het object, omdat het werkwoord geen informatie geeft over de persoon en de persoonlijke voornaamwoorden in de subject-positie dezelfde vormen hebben als in de objectpositie.
Ngóh ngoi kéuih. Ik houden van hem/haar ‘Ik houd van haar.’ Kéuih ngoi ngóh. Hij/zij houden van mij ‘Zij houdt van mij.’ Naast deze SVO-basiswoordvolgorde zijn er vier belangrijke afwijkende woordvolgordes: 1. [subject-object-verb] 2. [verb-subject] / subject-verb inversie 3. Dislocatie naar rechts 4. Topicalisatie 1. De SOV-volgorde kan voorkomen in constructies met dōu en in gevallen van topicalisatie waarbij het topic na het subject komt (zie ook topicalisatie). De onderstaande zinnen geven van beiden een voorbeeld. Ngóh Yīnggwok meih heui-gwo. Ik Engeland nog niet gaan-EXP ‘Ik ben nog niet in Engeland geweest.’ Ngóh fūk-fūk wá dōu séung máaih. Ik CL-CL schilderij alle willen kopen ‘Ik wil alle schilderijen kopen.’ 2. Met bepaalde soorten intransitieve werkwoorden verschijnt het subject na het werkwoord. Dit geldt onder andere voor woorden die beweging uitdrukken of die met het weer, verschijnen, verdwijnen en gebeurtenissen te maken hebben. Bijvoorbeeld: Yìhgā lohk-gán yúh. Nu vallen-PROG regen ‘Het regent nu.’ Gāmyaht chēutyihn-jó yāt tìuh sāyùh. Vandaag verschijnen-PFV een CL haai ‘Vandaag verscheen een haai.’ 3. In informeel taalgebruik kan het subject naar het eind van de zin/het zinsdeel verplaats worden, zoals blijkt uit onderstaand voorbeeld. Géi leng wo, dī sāām. Heel leuk PRT CL kleren ‘Heel leuk, die kleren.’ 4. Om extra nadruk op een woord of woordgroep te leggen, kan het naar het begin van de zin verschoven worden. Bij de meest voorkomende vorm van topicalisatie wordt het object aan het begin van de zin geplaats. Een minder frequent gebruikte vorm van topicalisatie volgt het topic na het subject. Van beide vormen volgt hieronder een voorbeeld. Nī dī yéh móuh yàhn sīk ge. Dit CL spul niet persoon weten PRT ‘Niemand kent dit spul.’ Kéuih Hēunggóng jihnghaih sīk Gáulùhng. Hij/zij Hongkong alleen weten Kowloon ‘In Hong Kong kent ze alleen Kowloon.’ Vraagzinnen Vraagzinnen hebben dezelfde woordvolgorde als declaratieve zinnen in het Kantonees. De eenvoudigste manier om aan te geven dat het om een vraag gaat is het toevoegen van een partikel aan het eind van de zin. In tegenstelling tot het Mandarijn heeft het Kantonees geen algemeen vraagpartikel, maar het partikel àh drukt verbazing of afkeuring uit en kan aan een zin worden toegevoegd om zo een vraag te vormen. Hieronder volgt een voorbeeld. Léih hah go láihbaai fong-ga àh? Jij volgende CL week nemen-weggaan PRT 'Jij gaat volgende week weg?' Onderschikking Het Kantonees kent het begrip onderschikking net als vele talen. Het wordt echter wel op een andere manier gevormd dan in bijvoorbeeld Nederlands en Engels. In het Nederlands is er een duidelijke hiërarchische relatie tussen de hoofdzin en bijzin, in het Kantonees is deze relatie meer symmetrisch. Matthews en Yip (2013) noemen de volgende eigenschappen van onderschikkende zinnen in het Kantonees: 1. In veel constructies begint zowel de hoofdzin als de ondergeschikte zin met een voegwoord. 2. Sommige constructies hebben een voegwoord zowel aan het begin als aan het einde van de ondergeschikte zin.
3. De woordvolgorde in de zin verandert bij onderschikking. In het Kantonees wordt een reden, doel of tijdsaanduiding voor het hoofdwerkwoord gezet.
4. Het voegwoord kan zowel voor als na het hoofdwerkwoord komen te staan.
5. Een naam of persoonlijk voornaamwoord kan ook vooraan de zin worden gezet.
|