Ivriet Het Modern Hebreeuws wordt ook wel Ivriet genoemd en wordt in Israël gesproken, maar ook wereldwijd door veel joden. Het Hebreeuws is heel lang alleen een heilige taal geweest, die alleen in de tempel gebruikt werd, vergelijkbaar met het Latijn in de rooms-katholieke kerk. In de vorige eeuw is het Hebreeuws echter weer nieuw leven in geblazen en nu wordt de taal vooral weer gebruikt; in de media, in boeken, op universiteiten en in het parlement. In het onderstaande wordt de informatie over het Hebreeuws samengevat. Voor meer uitgebreide informatie over het Ivriet verwijzen we je naar de eigen pagina van deze taal. Die vind je onder "Overzicht talen".
Klanken Een groot deel van het Hebreeuwse klanksysteem komt overeen met dat van het Nederlands. Bij de medeklinkers ontbreken alleen de Nederlandse [h] en [ng], maar het Hebreeuws heeft wel klanken die hier dichtbij liggen. Bij de klinkers zit dit iets anders, het Hebreeuws kent wel de lange klinkers [aa], [ee], [ie], [oo] en [uu], maar niet de korte klinkers en de tweeklanken [ui], [ei/ij] of [au/ou]. De klemtoon ligt in het Hebreeuws op de laatste of de voorlaatste lettergreep en in sommige gevallen bepaalt de klemtoon een verschil in betekenis. De meeste voorkomende lettergreepstructuren in het Hebreeuws zijn medeklinker + klinker (CV) en medeklinker + klinker + medeklinker (CVC). Woorden beginnen nooit met een /f/ en eindigen niet op /p/ of /b/, uitzonderingen hierop zijn altijd leenwoorden. Hebreeuwse lettergrepen beginnen soms met twee medeklinkers, een zogenaamd cluster. Lettergrepen die beginnen met drie medeklinkers komen slechts zelden voor, in tegenstelling tot het Nederlands (bijv. ‘streep’). Daarnaast eindigen Nederlandse lettergrepen vaak in meerdere medeklinkers (zoals ‘fietst’), terwijl een Hebreeuwse lettergreep vrijwel altijd in één medeklinker eindigt.
Grammatica Het Hebreeuws is, net als het Nederlands, een taal, die gebruik maakt van verbuigingen, dit gebeurt bij o.a. werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden. De taal kent slechts één lidwoord ha, dat kan worden vertaald door ‘de/het’. Wanneer er geen lidwoord gebruikt wordt, kan de uiting vertaald worden met ‘een’. Anders dan in het Nederlands wordt het bijvoeglijk naamwoord in het Hebreeuws achter het zelfstandig naamwoord gezet, letterlijk ‘huis groot’ i.p.v. ‘een groot huis’. Ook de opbouw van Hebreeuwse werkwoorden is heel anders dan bij ons. De stam van het werkwoord bestaat slechts uit meerdere medeklinkers, bijv. c-t-v. De stam wordt vervoegd door het toevoegen van andere klanken, zoals catavof hitcattev. Op deze manier wordt de tijd en persoon (ik, jij, hij…) van het werkwoord aangegeven en krijgt het woord betekenis. Wat betreft zinsbouw maakt het Hebreeuws meestal gebruik van de volgorde; onderwerp – werkwoord – lijdend voorwerp. De zinsvolgorde is echter relatief vrij en soms mag het werkwoord ook vooraan komen. Bovendien mag het onderwerp soms weggelaten worden. Bij het formuleren van vragen verandert de woordvolgorde niet en wordt er vooral gebruik gemaakt van intonatie.
Omgangsvormen Het Hebreeuws kende oorspronkelijk twee soorten voornaamwoorden, de aanwijzende (ze, zot, elle) en de persoonlijke voornaamwoorden (hu, hi, hem). In het gebruik van de voornaamwoorden wordt er in het Hebreeuws onderscheid gemaakt tussen de literaire vorm en de spreektaal. De literaire vorm bestaat uit een drievoudig systeem: ze, haze en hahu. In de spreektaal bestaan er slechts twee vormen: haze en hahu.
Taalverwerving door kinderen Rond een jaar of 4 zijn Hebreeuwse kinderen meestal in staat alle medeklinkers uit hun taal te produceren. De s-klanken zijn echter een uitzondering hierop en worden pas op 6,5-jarige leeftijd verworven. Tijdens de verwerving komt veel vereenvoudiging voor, eerst door weglating en later door vervanging van de klank. De verwervingsvolgorde van de klinkers is als volgt: /a/ -> /u/, /i/ -> /o/, /e/. In het Hebreeuws bestaan de meeste woorden uit twee of drie lettergrepen, er zijn weinig woorden met vier lettergrepen en nog minder met één. De fase waarin kinderen woorden uitspreken als één lettergreep duurt daarom niet lang. Hebreeuwse kinderen kunnen relatief snel uitingen van twee lettergrepen produceren en bouwen dit langzamerhand steeds meer uit. Wanneer een kind een nieuwe lettergreep leert, leert hij eerst de middelste, dan de begin- en tenslotte de eindklank. In het Hebreeuws hebben de meeste lettergrepen een eenvoudige structuur; een medeklinker(C) en klinker(V) (CV, bijv. na) of daaropvolgend nog een medeklinker (CVC, bijv. nan). De eerste lettergreep die geproduceerd wordt, heeft de CV-structuur, daarna de CVC en rond het 4ejaar komen ook de ingewikkeldere lettergrepen.
Taalstoornis of niet? Er zijn een aantal moeilijkheden die Hebreeuwse kinderen kunnen ervaren bij het leren van Nederlands, die uit hun moedertaal komen:
Het alfabet en de manier van schrijven (van links naar rechts)
De uitspraak van bepaalde Nederlandse klanken die niet in het Hebreeuws voorkomen (zie ‘Klanken’)
Het lidwoordgebruik
Het los schrijven van voorzetsels
Het vormen van bijzinnen en vraagzinnen
Er zijn een aantal onderzoeken gedaan naar taalontwikkelingsstoornissen (TOS) bij Hebreeuwse kinderen. Hieruit is gebleken dat Hebreeuwse kinderen met TOS o.a. problemen hebben met het begrip van woordverplaatsing, het vervoegen van werkwoorden en het gebruik van voorzetsels. Daarnaast is het morfeemgebruik van Hebreeuwse kinderen met TOS vergeleken met Engelstalige kinderen met TOS, hieruit kwam dat Hebreeuwse kinderen meer morfemen gebruiken. Er wordt gesuggereerd dat deze kinderen hier een voordeel hebben, omdat er in hun taal veel gebruik wordt gemaakt van vervoegingen (in tegenstelling tot het Engels). Voor meer informatie kunt u kijken onder het kopje ‘transferfouten’ en ‘mogelijke vragen aan ouders/tolken’ bij Hebreeuws in het talenoverzicht. Hier vindt u ook een vragenlijst met mogelijke vragen om een onderscheid te kunnen maken tussen fouten die uit het Hebreeuws vandaan komen en een TOS.