Arabisch-Marokkaans Het Arabisch-Marokkaans is een versie van het Arabisch dat gesproken wordt in Marokko.
Klanken In het Marokkaans-Arabisch zijn er 31 medeklinkers en 3 lange en 2 korte klinkers.
Klinkers Er zijn 3 lange klinkers: /a/, /i/ en de /u/. De /a/ klinkt als het Engelse woord “bad”. De /i/ als de Nederlandse “vies” en de /u/ als de Nederlandse “koe”. Er zijn 2 korte klinkers: de /ῠ/. Deze kan verschillend worden uitgesproken, afhankelijk welke medeklinkers er omheen staan. Het kan worden uitgesproken als een soort /o/ in het Nederlandse “kort”. Ook kan het worden uitgesproken als een korte /oe/. De andere korte klinker is de /e/, deze wordt uitgesproeken als de Nederlandse “tante”. Echter, deze klinker kan nooit aan het einde van een woord of lettergreep staan in het Marokkaans.
Onbekende klanken in het Nederlands In het Marokkaans zijn er zogenoemde ‘emfatische’ klanken, welke niet voorkomen in het Nederlands. Deze klanken klinken doffer als ze worden uitgesproken. Ook komt de huig-medeklinker, q, niet voor in het Nederlands. De /h/ is een stemloze ‘schuurklank’, die geproduceerd wordt door lucht langs de stembanden te laten schuren. Wanneer er twee dezelfde medeklinkers achter elkaar staan, wordt de klank twee keer zo lang uitgesproken. Dit kan betekenis onderscheidend zijn.
Klemtoon In het Marokkaans ligt de klemtoon van woorden op de laatste lettergreep. Wanneer het woord niet op een lange klinker of een stemhebbende klank eindigt, ligt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep.
Voor verdere informatie over de klanken van het Marokkaans verwijzen we je naar de eigen talen pagina. Deze is te vinden onder het kopje “Overzicht talen”.
Grammatica Het Marokkaans is een “worteltaal”. Dit houdt in dat de woorden die aan elkaar gekoppeld zijn, dezelfde medeklinkers bevatten, in dezelfde volgorde. Door er voor- , tussen - en achtervoegsels toe te voegen worden gerelateerde woorden gevormd. Hierbij wordt een vast patroon gevolgd. In het Marokkaans kunnen nooit 3 medeklinkers naast elkaar staan.
Zelfstandig naamwoorden Aan een zelfstandig naamwoord kan je zien of het bepaald of onbepaald is, of het enkel – of meervoud is en of het mannelijk of vrouwelijk is. Een zelfstandig naamwoord kan bepaald worden gemaakt door het lidwoord “l(e)” ervoor te zetten. Wanneer het er niet voorstaat, is het een onbepaald woord. Wanneer het een meervoud is, worden woorden (vaak) onregelmatig vervoegd. De laatste letter van een zelfstandig naamwoord geeft aan welk geslacht het woord heeft. Wanneer een woord eindigt op een /a/ is het een vrouwelijk woord. Echter, er kunnen ook mannelijke woorden eindigen op een /a/. Bijvoeglijke naamwoorden Een bijvoeglijk naamwoord wordt aangepast aan het bijbehorende zelfstandig naamwoord voor geslacht, aantal en bepaaldheid. Het woord wordt vrouwelijk gemaakt door een -a aan het einde te plakken. Bepaaldheid wordt gemaakt door wel of geen l(e), het bepaalde lidwoord, te gebruiken. Het aantal kan voor de regelmatige meervouden -ῑn toe te voegen. De onregelmatige meervouden moeten geleerd worden.
Werkwoorden Het Marokkaans heeft een complex werkwoordsysteem. Het onderwerp van de zin zit al bij het werkwoord inbegrepen. Dit betekent dat er voor alle zes de personen een aparte vervoeging is. Wanneer het onderwerp van de zin toch benoemd wordt, wordt dit gedaan om hier extra nadruk op te leggen. De verschillende tijden worden geproduceerd door voorvoegsels toe te voegen aan de stam van het woord. Voor de verleden tijd worden er achtervoegsels toe gevoegd.
Zinsbouw Er zijn twee verschillende soorten hoofdzinnen:
Verbale zin: omdat het Marokkaans een taal is waar het onderwerp kan worden weggelaten, omdat het al in het werkwoord is aangegeven, ontstaat er een zin met het werkwoord en bijbehoren. VB: Zie de man = Ik zie de man.
Nominale zin: in deze soort zinnen kunnen geen werkwoorden voorkomen. Deze zin bestaat uit aanwijzende voornaamwoorden, zelfstandige voornaamwoorden en naamwoordelijke delen van een bijvoeglijke bepaling. VB: De man ziek = De man is ziek.
Vraagzinnen en ontkenning Vraagzinnen kunnen gemaakt worden door vraagwoorden voor in de zin te plaatsen. Om een ontkenning te maken wordt “ma-ši” gebruikt. Deze wordt voor het woord gezet. Wanneer het om een werkwoord gaat, wordt ‘ma’ voor het werkwoord gezet en – ši achter het werkwoord.
Samengestelde zinnen Het Marokkaans kent, net als het Nederlands, samengestelde zinnen. Nevenschikkende zinnen hebben grammaticaal gezien hetzelfde niveau. Deze zinnen worden met elkaar verbonden door voegwoorden, zoals: /w/ 'en', /wella/ 'of'' en /basah/ ‘maar’. Ondergeschikte zinnen hebben grammaticaal gezien niet hetzelfde niveau. Dit soort zinnen kunnen op verschillende manier aan elkaar gelinkt worden. Zo kunnen onderwerp, gezegde, werkwoord of voorzetsel zorgen voor de link tussen de twee zinnen.
Voorwaardelijke zinnen Er zijn twee basistypen van voorwaardelijke zinnen: zinnen voor een onwaarschijnlijke voorwaarde en zinnen voor een waarschijnlijke voorwaarde. Onwaarschijnlijke voorwaarden zijn te herkennen aan het woordje /kun/. Waarschijnlijke voorwaarden zijn te herkennen aan het woordje /ila/. Dit woord moet altijd gevolgd worden door een werkwoord in de verleden tijd.
Voor meer uitgebreidere informatie over de grammatica van het Marokkaans verwijzen wij je naar de eigen pagina van deze taal. Deze is te vinden onder het kopje “Overzicht Talen”.
Omgangsvormen In het Marokkaans worden verzoeken gedaan op een directe manier. Als er om een brood gevraagd wordt in het Marokkaans, wordt er “Geef mij dat brood” gezegd. Wanneer Arabischsprekende kinderen dit letterlijk gebruiken in het Nederlands, kan dat onbeleefd overkomen.
Taalverwerving bij kinderen Over de verwervingsfases van het Marokkaans Arabisch is weinig beend. Van het Marokkaans zijn geen onderzoeken in het Engels of Nederlands bekend die de verwerving van kinderen beschrijven. Van het Egyptisch Arabisch is wel meer bekend over de kindertaalverwerving (Omar & Nydell, 1973). Voor meer informatie verwijzen wij u naar de pagina over kindertaalverwerving van het Egyptisch. Deze is te vinden onder het kopje “Overzicht talen” en dan bij Egyptisch onder het kopje “Verwerving”.
Taalstoornis of niet? Een onderzoek naar de werkwoordsgrammatica van Arabischsprekende kinderen met en zonder een TOS (Abdalla & Cargo, 2008), liet zien dat kinderen met een TOS veel meer fouten maken in de werkwoordsvervoegingen dan kinderen zonder een TOS. Het geslacht, getal, tijd of persoon werden vaak verkeerd gedaan. Als er een fout gemaakt werd, was het er maar een van de drie soorten fouten. Kinderen met een TOS produceren vaak werkwoorden die niet voor tijd zijn vervoegd. Ook bleken de kinderen met een TOS een lagere gemiddelde uitingslengte te hebben. Een onderzoek naar het ritme en de intonatie van kinderen met een TOS wees uit dat deze vaardigheden minder goed ontwikkeld waren dan bij kinderen zonder een TOS (Azab & Ashour, 2015). De kinderen gebruikten minder verschillende intonatiepatronen en gebruikten ze geen beklemtoning om woorden te benadrukken. Voor een samenvatting en de belangrijkste punten uit de twee onderzoeken verwijzen wij u naar de eigen pagina van de taal en dan het kopje “TOS in het Arabisch”. Deze pagina is te vinden in “Overzicht talen”.
Uit de studies naar taalstoornissen in het Arabisch lijken een aantal klinische markers naar voren te komen:
Een beperkt aantal morfemen per uiting
Een lagere productie van werkwoorden dan zelfstandig naamwoorden
Moeite hebben met het correct vervoegen van werkwoorden met de juiste persoonsuitgangen
Het weglaten van verplichte grammaticale structuren
Het verwisselen van klinkers.
Vragen die gesteld kunnen worden wanneer er een vermoeden is van een TOS:
Uit hoeveel woorden bestaat een gemiddelde zin van het kind?
Maakt het kind grammaticale zinnen?
Gebruikt het kind lidwoorden wanneer dit nodig is?
Maakt het kind goede vraagzinnen?
Voor meer vragen verwijzen wij je naar de eigen pagina van deze taal. Deze is te vinden onder het kopje “Overzicht talen”.
In het Marokkaans zijn er een aantal kenmerken die verschillen van het Nederlands. Wanneer kinderen Nederlands als tweede taal leren, kunnen zij deze kenmerken uit het Arabisch in het Nederlands gaan gebruiken. Dit soort voor zogenoemde “transferfouten”. Veel voorkomende transferfouten zijn:
Foutief gebruik van lidwoorden.
Moeite met uitgangen van bijvoeglijk naamwoorden.
Dubbele medeklinkers zullen langer worden uitgesproken, omdat dit de regel is van het Marokkaans.
De regel in het Nederlands van het verstemlozen van een /d/ aan het einde van een woord kan moeilijkheden opleveren. In het Nederlands wordt de /d/ aan het einde van een woord uitgesproeken als een /t/. Dit kent het Marokkaans niet.
De regel van inversie kan moeilijkheden opleveren. Hij loopt naar huis/ omdat hij naar huis loopt. Dat het werkwoord naar achter wordt verplaatst kent het Marokkaans niet.
Voor meer transferfouten verwijzen wij je naar de eigen pagina van de taal. Deze is te vinden onder het kopje “Overzicht talen”. Ook is daar de bronnenlijst te vinden.