Klanken Het muzikale accent is kenmerkend voor het Zweeds. De beklemtoonde lettergreep heeft namelijk niet altijd de hoogste toon, zoals men in het Nederlands verwacht. Het Zweeds kent negen klinkers en twintig medeklinkers. De Zweedse ‘y’ heeft een klank die in het Nederlands niet voorkomt, maar klinkt als een mengeling tussen de Nederlandse ‘ie’ in ‘dier’ en ‘uu’ in ‘muur’.
Grammatica Het Zweeds heeft twee woorden voor het Nederlandse lidwoord ‘een’, één voor niet-onzijdige zelfstandige naamwoorden en één voor onzijdige naamwoorden. Het bepaalde lidwoord ‘de’ heeft ook voor niet-onzijdige en onzijdige naamwoorden een aparte vorm. Daarnaast is het vormen van een meervoud ook gelinkt aan het grammaticale geslacht van het zelfstandig naamwoord. De uitgang voor het meervoud hangt af van of een woord onzijdig is of niet, en of de stam eindigt op een medeklinker of klinker. In totaal zijn er vier mogelijke uitgangen voor het meervoud, of kan de uitgang helemaal worden weggelaten. In het Zweeds wordt in de werkwoordvervoeging alleen de tijd gereflecteerd op het werkwoord, er is geen overeenkomst met het onderwerp van de zin. Wat betreft uitgangen wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de eerste, tweede, of derde persoon. Er zijn een aantal onregelmatige werkwoorden. Deze werkwoorden worden niet volgens een regel gevormd, maar zijn wel voor alle onderwerpen in een zin gelijk.
De Zweedse woordvolgorde is gelijk aan die van het Nederlands, namelijk onderwerp- werkwoord- lijdend voorwerp. Als een zin niet met het onderwerp begint, dan staat het onderwerp achter de persoonsvorm. Dit inversiepatroon is gelijk aan dat van het Nederlands. Ontkenningen worden achter de persoonsvorm, maar voor het werkwoord geplaatst. Net als in het Nederlands, gebruikt men in het Zweeds onderschikkende voegwoorden gebruikt om bijzinnen te formuleren. De woordvolgorde is hier onderwerp- lijdend voorwerp- werkwoord.
Omgangvorm Tot in de jaren ’60 waren er strenge regels wat betreft het gebruik van de ‘u-vorm’ en ‘jij-vorm’. Tegenwoordig is het gebruikelijk om iedereen met ‘jij’ aan te spreken, dit is geen teken van respectloosheid.
Taalstoornis of niet? Zweedse kinderen met een TOS maken meer fouten in het gebruik van hulpwerkwoorden en werkwoordsvervoegingen dan hun normaalontwikkelde leeftijdsgenoten. Met name regelmatige vormen van de verleden tijd blijven achter. Ook maken zij meer fouten in woordvolgordes. Kinderen die Zweeds als tweede taal leren maken gelijksoortige fouten als moedertaalsprekers van het Zweeds met een TOS. Daarnaast hebben Zweedse kinderen met een TOS meer moeite met het selecteren van de juiste werkwoorden die een plaatsing aangeven. Een Zweeds kind dat Nederlands leert kan een aantal fouten maken, die wellicht niet te wijten zijn aan een TOS, maar simpelweg aan meertaligheid. Zo kunnen zij problemen ervaren met klemtoon, verwarring wat betreft lidwoorden, uitgangen bij meervoudsvormen weglaten. Ook werkwoordsvervoegingen in het Nederlands kunnen problematisch zijn, omdat Zweedse kinderen niet gewend zijn rekening te houden met de persoonsvorm. Een aantal vragen waaraan men kan denken bij het vaststellen bij een TOS bij een Zweedstalig kind zijn of bepaalde aspecten in het Zweeds problemen vormen. Zo kan men vragen naar of alle Zweedse klanken goed beheerst worden, het kind problemen ervaart met (hulp)werkwoorden en de woordvolgorde van hoofd- en bijzinnen. Ook kan weinig oogcontact en zwakke communicatieve vaardigheden in de moedertaal een indicatie van een TOS zijn.
Voor uitgebreidere informatie verwijzen wij je naar de eigen pagina van het Zweeds. Deze is te vinden onder het kopje “Overzicht talen”.