Verwerving
Vanaf de geboorte verkrijgt het kind zoals altijd grondleggende informatie over de opbouw van zijn of haar moedertaal. Tussen de 6e en 9e levensmaand is de fonologie zich aan het vastzetten. Vanaf deze fase zijn bijvoorbeeld Duitse kinderen al in staat te onderscheiden tussen de in het Duits voorkomende lange “ü” en de in het Engels en Duits voorkomende “u”. Vanaf de 11e tot de 13e maand verschijnen de eerste woorden. Een kind bouwt langzaam een besef op van de relatie tussen de wereld om hem heen en taal. Het pseudowoord “ado” wordt dan gebruikt voor alle auto’s, grasmaaiers, losse banden, etc.. Een Duits kind kan bijvoorbeeld “alle alle” zeggen, wat iets betekent als “op op”, bijv. wanneer de beker leeg gedronken is of wanneer hij merkt dat er iets gezocht wordt of wanneer het speelgoed er mee stopt.
Rond 2;6 spreekt het kind in steeds langere zinnen, waarbij het werkwoord aanvankelijk nog onvervoegd of incompleet blijft en de woordvolgorde niet doeltaalconform kan zijn, bijv. “Tom auch säft noch.” (“Tom schläft auch noch.”). Bovendien komen er altijd nog fonologische fouten voor zoals clusterreductie, etc. (zoals ook in het hierboven gegeven voorbeeld in het werkwoord). Het moeilijkst voor Duitse kinderen zijn de klanken die met het gehemelte worden gevormd, de sisklanken en de consonantclusters. In de twee-woordfase gebruiken kinderen normaal gesproken nog geen contrastieve naamvalsmarkeringen in het Duits, maar meestal de citatievorm (nominatief). Rond de derde verjaardag zijn enkele kinderen als in staat vraagzinnen en bijzinnen te produceren (met “und” en “und dann”). Ook worden de meeste clusters nu correct uitgesproken, maar het kan voorkomen dat dit een inconsistent patroon laat zien, waarbij een kind bijvoorbeeld “Kraht” in plaats van “Draht” zegt, maar wel in staat is “Andrea” correct uit te spreken. Tijdens het derde levensjaar wordt er een systeem ontwikkeld dat onderscheid maakt tussen nominatief en niet-nominatief vormen. De genitief-’s (bezittelijk) is één van de eerste naamvalsmarkeringen die, zij het beperkt, voorkomen. Deze “‘s” wordt vervolgens vaak overgegeneraliseerd naar alle nomina. Bij de leeftijd van 4;0 is het gebruikelijk dat ook voornaamwoorden (er, sie, ihm, Ihnen, etc.) gebruikt worden. Veelal wordt bij het spelen de Konjunktiv al correct gebruikt, zoals bijvoorbeeld in een rollenspel. Complexere bijzinnen, met andere connectoren worden ook steeds meer geproduceerd. Als het kind 5;0 is kan het nagenoeg foutloos complexere zinnen maken. De sisklanken (s, z, sch, x en ß) worden nu ook beheerst. Volgens Mills (1985, p. 185) wijst de data uit meerdere studies er op dat zelfs zich normaal ontwikkelende kinderen tot 6;0 jaar geen postnominale genitieven produceren (bijv.: ‘Das Auto der Frau.’ – ‘De auto van de-Gen. vrouw.’). Over het algemeen worden eerst de datief en accusatief voornaamwoorden correct gebruikt (rond 4;0), voordat de regelmatig geflecteerde suffixen op determinatoren en adjectieven correct verbogen worden. De casusmarkeringen op nomina worden over het algemeen het laatst verworven. Er zijn drie hoofdfouttypen geobserveerd in Duitse naamvalsverwerving bij zich normaal ontwikkelende kinderen (Clahsen, 2005): - overgeneralisatie van syntactische naamvallen naar lexicale naamvallen (kinderen associëren bepaalde syntactische posities met bepaalde naamvallen, en negeren dan de lexicale bijzonderheden); - omissie van naamvalsmarkering op onbepaalde lidwoorden (‘ein-Ø’); - substituties van de correcte datiefuitgang (‘-m’) door de incorrecte accusatiefuitgang (‘-n’) (kan echter ook fonologische redenen hebben i.p.v. grammaticale). |