Transferfouten
Het Hindi-Urdu verschilt in een aantal opzichten van het Nederlands op zodanige wijze dat er problemen kunnen ontstaan op het gebied van fonologie, morfologie en syntaxis. Als u onderstaande problemen constateert bij een jonge leerder van het Nederlands met het Hindi-Urdu als moedertaal, hoeft dat dus niet per se te wijzen op een TOS.
Fonologie In het Hindi-Urdu behoren de [w] en [v] tot dezelfde klank (allofonen) en zijn vrijwel nooit betekenis-onderscheidend. In het Nederlands maken deze klanken wel onderscheid in betekenis, denk bijvoorbeeld aan de woorden veer en weer. Het zou kunnen dat kinderen met het Hindi-Urdu als moedertaal moeite hebben met het verschil tussen [w] en [v]. Leerders van het Nederlands hebben vaak moeite met de uitspraak van de /g/, zo ook mensen met Urdu als moedertaal. De klank [x] komt niet voor in het Urdu, maar vaak genoeg in het Nederlands. Het kan zijn dat een kind langer nodig heeft zich deze klank eigen te maken. Morfologie Omdat het Urdu een rijkere morfologie heeft dan het Nederlands, zal het kind waarschijnlijk weinig moeite hebben met de Nederlandse morfologie. Wel kan een kind moeite hebben met het verbuigen van een bijvoeglijk naamwoord bij bepaalde en onbepaalde lidwoorden: “het mooie huis” en “een mooi huis”. Dit verschil bestaat niet in het Urdu. Ook wordt er in het Hindi-Urdu geen onderscheid gemaakt in geslacht bij de persoonlijke voornaamwoorden. Het zou kunnen dat een kind daardoor moeite heeft met het verschil tussen “hij” en “zij”. Wat betreft de werkwoordsmorfologie kunnen kinderen met Hindi-Urdu als T1 moeite hebben met sterke werkwoorden. Deze zijn er veel in het Nederlands en moeten allemaal apart aangeleerd worden. Hiernaast heeft in het Hindi-Urdu een werkwoord altijd een suffix, waardoor kinderen in het Nederlands mogelijkerwijs onterecht een suffix toevoegen aan de ik-vorm van het werkwoord. Als derde zijn er in het Hindi-Urdu verschillende vormen die tijd en/of aspect uitdrukken, welke we in het Nederlands niet hebben. Het zou kunnen dat kinderen daarom moeite hebben met het op de juiste manier uitdrukken van de tijd in werkwoordsvormen. Als laatste is het Hindi-Urdu een ergatieve taal, terwijl het Nederlands een nominatieve taal is. Het zou dus kunnen dat kinderen, als gevolg van transfer naar het Nederlands, werkwoorden vervoegen op basis van het lijdend voorwerp in plaats van het onderwerp. Syntaxis Het Nederlands heeft officieel een SOV-volgorde, maar maakt voornamelijk gebruik van de SVO-volgorde. Alleen als er sprake is van inversie wordt SOV gebruikt. In het Hindi-Urdi wordt er alleen de SOV-volgorde gebruikt. Het zou dus kunnen dat kinderen als gevolg van transfer naar het Nederlands deze volgorde aanhouden, terwijl dit in veel gevallen niet hoort. Pragmatiek Er zullen waarschijnlijk geen problemen zijn met de pragmatiek. |