Transferfouten
Het Koreaans verschilt in een aantal opzichten van het Nederlands op zodanige wijze dat er problemen kunnen ontstaan op het gebied van fonologie, morfologie, syntaxis, semantiek en pragmatiek. Als u onderstaande problemen constateert bij een jonge leerder van het Nederlands met het Koreaans als moedertaal, hoeft dat dus niet per se te wijzen op een TOS.
Fonologie Het Nederlands kent klanken die het Koreaans niet kent, waardoor een Koreaanse moedertaalspreker uitspraakproblemen kan hebben met onder andere de /v/, /f/, /z/ en /g/. Ook hebben Koreaanse moedertaalsprekers waarschijnlijk moeite met het verschil in uitspraak tussen de /l/ en /r/. Ook kunnen Koreaanse leerders van het Nederlands moeite hebben met diftongen. Het kan zijn dat een kind langer nodig heeft zich deze klanken eigen te maken. Morfologie In het Koreaans is er geen werkwoordsvervoeging voor getal en/of geslacht, tegenover de drie vormen in het Nederlands (1ste pers. ev; 2de/3de pers. ev; mv). Hierdoor zou het kunnen dat een Koreaanse moedertaalspreker moeite heeft met werkwoordsvervoeging in het Nederlands en dit niet op de juiste manier doet. Hiernaast heeft Koreaans een andere vervoeging van het meervoud en verkleinwoorden. Ook hiermee zouden Koreaanse NT2’ers fouten kunnen maken. Wat ook zou kunnen is dat het kind moeite heeft met de Nederlandse bijvoeglijke naamwoorden, omdat er in het Koreaans maar één vorm voor is. Syntaxis Het zou kunnen dat een Koreaanse moedertaalspreker moeite heeft met de SVO-volgorde van een hoofdzin in het Nederlands; hij maakt er waarschijnlijk altijd SOV van. Ook kan het zijn dat de leerder het onderwerp weglaat in een zin. SemantiekOmdat er in het Koreaans geen lidwoorden bestaan, kan het zijn dat een Koreaans kind deze weglaat in het Nederlands of er fouten mee maakt. Pragmatiek Het zou kunnen zijn dat een kind moeite heeft met het aanspreken van iemand met “meneer” of “mevrouw” + achternaam, omdat in het Koreaans iemand met met “meneer” of “mevrouw” + voornaam (+achternaam) wordt aangesproken. |