Transferfouten
Fonologie
De klankinventaris van het Italiaans verschilt op meerdere plaatsen van het Nederlands. Voor Italiaanse kinderen die Nederlands leren kunnen deze verschillen problemen opleveren. De korte klinkers [ı] als in pit, en de [ʌ] als in put komen in het Italiaans niet voor. Deze klanken zouden dus moeilijk kunnen zijn voor Italiaanse kinderen. Ook de klinkercombinaties /ui/, /au/ en /eu/ kennen zij niet, deze kunnen dus problemen opleveren als Italiaans sprekenden Nederlands leren. In tegenstelling tot het Nederlands heeft het Italiaans korte en lange medeklinkers, die een betekenisverschil aan kunnen geven.Copia (kopie) vs. Coppia (koppel). In dat geval wordt het Nederlands echter juist makkelijker, omdat er minder verschillende vormen zijn. De typisch Nederlandse g-klank als in gat en chaos is in het Italiaans echter niet bekend. Ook de h-klank is afwezig. Deze klanken kunnen in het Nederlands dus moeilijkheden opleveren; een bekend probleem bij veel anderstaligen. De klemtoon valt in het Italiaans op de één na laatste lettergreep van het woord. Italianen zijn gewend om de klemtoon aan te geven met de lengte van de klinker. Dit zal waarschijnlijk te horen zijn als zij Nederlands spreken, maar dat hoeft geen probleem te zijn. Het zorgt waarschijnlijk alleen voor een Italiaans accent. Morfologie Het zelfstandig naamwoord In het Italiaans wordt het zelfstandig naamwoord aangepast voor het geslacht (mannelijk of vrouwelijk) en het getal (enkelvoud of meervoud). Er zijn vier uitgangen voor het geslacht, welke ook weer een aangepaste meervoudsvorm hebben. Dit systeem lijkt in het geheel niet op het Nederlands, waar het geslacht meestal niet te zien is aan het woord, en het meervoud wordt gevormd door –en of –s. Het kan lastig zijn voor Italiaanse kinderen om het nieuwe systeem te leren. Wel zijn er in het Nederlands veel minder vormen, wat het weer gemakkelijker zou kunnen maken. Het lidwoord De regels voor het gebruik van lidwoorden zijn erg lastig in het Italiaans. Aangezien het Nederlands veel eenvoudiger is, zullen Italiaanse kinderen er weinig moeite mee hebben om dat systeem te leren: het onbepaalde lidwoord kent maar één vorm ('een'), het bepaalde lidwoord maar twee ('de, het'). Het is echter vanuit het Italiaans niet duidelijk wanneer er in het Nederlands de of het gebruikt moet worden. Dat kan dus problemen opleveren, omdat zij dat nieuw moeten leren. Maar dat geldt feitelijk voor alle anderstaligen die Nederlands leren. Achtervoegsels Het Italiaans kent veel achtervoegsels om de maat (groot, klein), voorkeur en afkeur uit te drukken. De achtervoegsels kennen verschillende vormen omdat ze aangepast worden aan het geslacht en getal van het woord waar ze achter geplaatst worden. Het Nederlands kent ook wel verschillende verkleinvormen, maar geen vormen om te vergroten of om voorkeur of afkeur uit te drukken. Bovendien kunnen deze achtervoegsels niet gebruikt worden in verschillende woordsoort-categorieën. Het zou kunnen dat Italiaanse kinderen hiermee fouten maken, omdat ze gewend zijn om de achtervoegsels in meerdere categorieën te gebruiken. Voornaamwoorden De voornaamwoorden passen zich ook aan naar getal en geslacht. Een groot verschil met het Nederlands is dat het persoonlijk voornaamwoord weggelaten kan worden, omdat de werkwoordsvervoeging eigenlijk al alles zegt over de persoon, het geslacht en dergelijke. In het Nederlands is dat niet zo, dus daar is het persoonlijk voornaamwoord altijd nodig. Een fout die Italiaanse kinderen kunnen maken, is dus dat ze het onderwerp van de zin weglaten en bijvoorbeeld springt zeggen, terwijl ze hij/zij/jij springt hadden moeten zeggen. Dit is een bekend fenomeen in zogenoemde pro-drop talen. Een volgend verschil is dat er in het Italiaans verschil wordt gemaakt tussen beklemtoonde en onbeklemtoonde voornaamwoorden. De onbeklemtoonde vormen worden altijd samen met een werkwoord gebruikt. Ook hier zien we echter weer dat het Nederlands eenvoudiger is, en dat Italiaanse kinderen er dus weinig moeite mee zullen hebben, omdat ze geen nieuwe categorieën hoeven te leren. Het werkwoord Het Italiaans kent drie soorten werkwoorden. Daarnaast is er voor iedere persoon een andere uitgangsvorm. Het Italiaans heeft dus veel meer werkwoordsvormen dan het Nederlands. Het is niet bekend of Italiaanse kinderen de uitgangen uit het Italiaanse systeem ook foutief toepassen op het Nederlandse systeem. Wel is belangrijk dat Italiaanse kinderen geen nieuwe categorieën hoeven te leren. Andersom zouden Nederlandse kinderen die Italiaans leren bijvoorbeeld het onderscheid tussen verschillende meervoudsvormen moeten leren, omdat het Nederlands maar één meervoud kent. Het Italiaans kent meer werkwoordstijden dan het Nederlands. De voltooide tijd kent in het Italiaans twee vormen: een voor het nabije verleden en een voor het verre verleden. In het Nederlands wordt dit verschil niet gemaakt. Bijzonder is dat het nabije verleden net als het Nederlands met hebben of zijn vervoegd wordt, maar het verre verleden wordt zonder hulpwerkwoord vervoegd. Italiaanse kinderen zou bij het voltooid deelwoord dus het hulpwerkwoord kunnen weglaten, al is de constructie met hulpwerkwoord wel bekend (Caprin en Guasti, 2009). Waar in het Nederlands ook de stam op zich gebruikt kan worden, is dat in het Italiaans onmogelijk. Een werkwoord heeft altijd een uitgang. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat Italiaanse kinderen ook in het Nederlands een uitgang gebruiken voor bijvoorbeeld de ik-vorm, terwijl dat niet kan (ik slaapt), omdat het gewend is uitgangen toe te voegen. Het is erg onwaarschijnlijk dat Italiaanse kinderen de uitgangen weg zullen laten, omdat zij juist gewend zijn altijd een uitgang te gebruiken (Leonard et al., 1992). Wanneer dit wel zo is, zou dit mogelijk een teken van TOS kunnen zijn. Syntaxis Woordvolgorde In het Italiaans is het mogelijk om het onderwerp achter het werkwoord te zetten. In het Nederlands is dit echter niet mogelijk. Het debat vond plaats kan niet gezegd worden als vond plaats het debat, terwijl dat in het Italiaans wel mogelijk is (si svolgeva il dibattito). Italiaanse kinderen kunnen hier dus fouten maken als zij Nederlands spreken en het onderwerp achter het werkwoord plaatsen. Ontkenning In het Italiaans is een dubbele ontkenning mogelijk. Italiaanse kinderen kunnen dit overnemen en een dubbele ontkenning gebruiken in het Nederlands, terwijl dat in het Nederlands niet mogelijk is. Woordgroepen In het Italiaans kan het bijvoeglijk naamwoord zowel voor als achter het zelfstandig naamwoord staan. In het Nederlands staat het bijvoeglijk naamwoord altijd voor het zelfstandig naamwoord. Dit kan voor fouten zorgen in het Nederlands van Italiaanse kinderen. Het is mogelijk dat zij de auto mooi zeggen, terwijl dat in het Nederlands niet kan. Dit hoeft dan dus niet altijd een werkwoordsfout te zijn (er is geen koppelwerkwoord gebruikt), maar kan ook een foutieve plaatsing van het bijvoeglijk naamwoord zijn. Lidwoorden Een ander verschil met het Nederlands is dat het lidwoord blijft staan als er een bezittelijk voornaamwoord voor het zelfstandig naamwoord staat: la mia macchina (mijn auto). Alleen als het gaat om nabije familierelaties, verdwijnt het lidwoord: mio zio (mijn oom). Het is dus mogelijk dat Italiaanse kinderen fouten maken in het gebruik van het lidwoord, en zij dit te vaak zullen gebruiken (de mijn auto). Pragmatiek De pragmatiek van het Italiaans verschilt weinig tot niets van het Nederlands. Het is dus niet waarschijnlijk dat kinderen hier problemen mee ondervinden of hierdoor fouten gaan maken in het Nederlands. Vragenlijst in relatie tot problemen in het Nederlands. Wanneer hier vaak ‘ja’ op wordt geantwoord, is er mogelijk sprake van een negatieve transfer vanuit het Italiaans.
Wordt de /i/ na een medeklinker uitgesproken als een [j]?
Heeft het kind moeite met meervoudsvervoegingen? Gebruikt het kind achtervoegsels in plaats van voorvoegsels?
Plaatst het kind het bijvoeglijk naamwoord zowel voor als achter het zelfstandig naamwoord? |