Transferfouten
Het Nederlands en Afrikaans zijn nauw aan elkaar verwante talen. Aangezien de woordenschat grotendeels van Nederlandse origine is, zullen eventuele problemen die Afrikaanssprekende kinderen kunnen ervaren bij het verwerven van het Nederlands als tweede taal, zich voornamelijk afspelen op het niveau van de morfosyntaxis.
Het Afrikaans is een morfologisch arme taal, waarin bijvoorbeeld, in tegenstelling tot in het Nederlands, de werkwoorden niet vervoegd worden naar persoon of getal. Omissie van de uitgang voor de 3e persoon enkelvoud –t in het Nederlands – een typerend kenmerk van TOS – is bij een Afrikaanssprekend kind goed te verklaren vanuit de moedertaal. Dit hoeft dus zeker geen teken van TOS te zijn. Ook is er een aantal verschillen in de uitspraak van klinkers en medeklinkers: de sch in het Nederlands wordt bijvoorbeeld in het Afrikaans uitgesproken als sk. Verder is de constructie van werkwoorden om een gelijktijdige actie uit te drukken (“zitten/liggen/staan te + infinitief”) in het Afrikaans anders dan in het Nederlands. De zin Ik loop te zingenwordt bijvoorbeeld in het Afrikaans Ek loop en sing. Tot slot verschilt de ontkenning in het Afrikaans van het Nederlands. Dubbele ontkenning is in het standaard Afrikaans verplicht, terwijl dit in het Nederlands tegenwoordig alleen nog voorkomt in enkele (voornamelijk Vlaamse) dialecten. Een voorbeeld van dubbele ontkenning in het Afrikaans is Hulle het nooit gesing nie (Jullie hebben nooit gezongen). Wanneer een Nederlands lerend Afrikaans kind dergelijke constructies produceert in het Nederlands, kan dit dus gezien worden als transfer; het hoeft niet op een TOS te duiden. In paragraaf 2 is specifieke informatie over het Afrikaans gegeven, waarin de verschillen tussen het Afrikaans en het Nederlands verder uitgewerkt worden. |