TOS in het Afrikaans
De Zuid-Afrikaanse taalkundige Frenette Southwood doet onderzoek naar TOS bij Afrikaanssprekende kinderen. Zij is verbonden aan Universiteit Stellenbosch, maar is in 2007 in Nederland (aan de Radboud Universiteit Nijmegen) op dit onderwerp gepromoveerd. Hier volgen, in het kort, de conclusies/relevante uitkomsten van een aantal onderzoeken m.b.t. de kenmerken van TOS in het Afrikaans. Alle onderstaande artikelen, inclusief het gehele proefschrift van Frenette Southwood, zijn full-text beschikbaar en vrij toegankelijk (zie literatuurverwijzingen).
The comprehension and production of plural forms of nouns by 6-year-old Afrikaans-speaking children with and without specific language impairment (Southwood, 2006) Ten opzichte van de normaal ontwikkelende kinderen, presteerden de kinderen met TOS slechter op:- de taken waarbij het begrip van regelmatige meervoudsvormen (−s) bij echte woorden en het begrip van onregelmatige meervoudsvormen bij nonsenswoorden getest werd;- de taken waarbij de productie van regelmatige meervoudsvormen bij nonsenswoorden en de productie van onregelmatige meervoudsvormen bij echte én nonsenswoorden getest werd.Tevens bleken sommige geselecteerde maten om het begrip en de productie van meervoudsvormen te meten, sensitief genoeg te zijn om te kunnen differentiëren tussen 6-jarige Afrikaansssprekende kinderen met en zonder TOS. On accounting for problems demonstrated by children with SLI in the interpretation and production of passive construction (Southwood & Oosthuizen, 2008)Eerder onderzoek, bij onder meer Engels-, Japans-, Grieks- en Russischtalige kinderen, heeft aangetoond dat kinderen met TOS problemen hebben met het interpreteren en produceren van passieve constructies. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat ook Afrikaanssprekende kinderen met TOS hier moeite mee hebben. De 6-jarige kinderen met TOS presteerden slechter op het interpreteren van passieve constructies* dan hun normaal ontwikkelende leeftijdsgenoten, maar vergelijkbaar met normaal ontwikkelende kinderen van 3 en 4 jaar. Wat betreft het produceren van passieve vormen (gemeten m.b.v. een sentence completion task), lagen de prestaties van de TOS-kinderen ongeveer tussen die van de 3- en 4-jarige normaal ontwikkelende kinderen in. De sterke voorkeur van de 3-jarige kinderen voor het gebruik van de actieve vorm is ook terug te zien bij de TOS-kinderen, maar dan in iets mindere mate.*Voor de vorming van een passieve zin wordt in het Afrikaans enkel de persoonsvorm word en is gebruikt: word voor een zin in de tegenwoordige tijd, en is voor een zin in de verleden tijd. Linguistic characteristics of specific language impairment in Afrikaans (Southwood & Van Hout, 2009)Leidt TOS, net als in vele andere talen, ook in het Afrikaans tot problemen met de woordvolgorde en grammaticale morfologie? In het algemeen presteerden de 6-jarige Afrikaanssprekende kinderen met TOS vergelijkbaar met de 4-jarige normaal ontwikkelende kinderen, en slechter dan de 6-jarige normaal ontwikkelende kinderen op experimentele taken waarbij het begrip en de productie van grammaticale morfemen (m.b.t. de kenmerken getal, casus en tijd) getest werd. Wat betreft de productie van deze grammaticale morfemen in spontane taal, presteerden de twee normaal ontwikkelende groepen vergelijkbaar en beter dan de TOS-kinderen. Eenzelfde patroon is ook gevonden voor andere taalfouten in de spontane taalanalyses. Deze resultaten laten zien dat TOS in het Afrikaans inderdaad tot problemen leidt met de grammaticale morfologie. Echter, in tegenstelling tot de algemene trend dat kinderen met TOS meer problemen hebben met de grammaticale morfologie van werkwoorden dan met de morfologie van naamwoorden, hebben Afrikaanssprekende kinderen met TOS met beide evenveel problemen.De spontane taaldata toonden tevens aan dat alle drie de groepen zinnen produceerden met een ongrammaticale woordvolgorde, maar de TOS-groep maakte wel meer verschillende fouten ten opzichte van de twee groepen normaal ontwikkelende kinderen. Twee woordvolgordefouten werden uitsluitend door de TOS-kinderen gemaakt, te weten: hoofdzinnen met een subject-object-verb volgorde en hoofdzinnen met een verb-subject-object volgorde. The production of tense morphology by Afrikaans-speaking children with and without SLI (Southwood & Van Hout, 2010)Gezien het feit dat de tegenwoordige tijd van hoofdwerkwoorden geen zichtbare grammaticale morfologie vereist, verwachtten de onderzoekers dat het gebruik hiervan ook geen probleem zou vormen voor kinderen met TOS. Bij het gebruik van de verleden tijd verwachtten de onderzoekers wel dat de TOS-kinderen meer en een breder scala aan fouten zouden laten zien, dan de normaal ontwikkelende kinderen. Deze hypotheses zijn in dit onderzoek inderdaad bevestigd. De werkwoordsvormen in de tegenwoordige tijd werden zowel door de TOS-kinderen als de twee groepen normaal ontwikkelende kinderen met eenzelfde hoge mate van accuraatheid gebruikt. In spontane spraak maakten de TOS-kinderen grotendeels dezelfde soorten fouten in het gebruik van de verleden tijd als de 4-jarige kinderen. De meest voorkomende fouten betroffen omissies van modale en temporele hulpwerkwoorden en het koppelwerkwoord wees. Sommige fouten waren uniek voor de groep TOS-kinderen, waaronder de omissie van het werkwoord het en de verdubbeling van het temporele hulpwerkwoord het. The use of discourse markers by Afrikaans-speaking preschoolers with and without specific language impairment (Southwood, Carinus & Engelbrecht, 2010)De meest voorkomende discourse markers (DM's) in de taal van zowel de 4- en 6-jarige normaal ontwikkelende kinderen als de 6-jarige kinderen met TOS, bleken maar, en en dan te zijn. Wat betreft het aantal DM’s gebruikte de TOS-groep meer en een breder scala aan DM’s dan de 4-jarige kinderen, maar minder en een smaller scala aan DM’s dan hun normaal ontwikkelende leeftijdsgenoten. In de taal van de TOS-groep kwamen DM’s voor die ook gebruikt werden door de normaal ontwikkelende kinderen, maar sommige DM’s waren uniek voor de TOS-groep, zoals jy weet, nou-ja, jip, later, môre, na, o okei en reg. De kinderen met TOS vertoonden dus wat betreft het gebruik van DM’s niet alleen een vertraagde ontwikkeling, maar vertoonden ook tekenen van een verschillende taalontwikkeling. Specific language impairment as a syntax-phonology interface problem: evidence from Afrikaans (Corver, Southwood & Van Hout, 2012)In dit artikel wordt ten slotte nog een interessant kenmerk van TOS in het Afrikaans besproken, namelijk verdubbeling. Verdubbeling houdt hier in: de overrepresentatie van een lexicaal item, zoals een werkwoord (24), voornaamwoord (25 + 26), negatie (27) of verkleinvorm (28). (24) nou reën hulle nat reën (25) ons ma leer ons saam ons (26) hierso is jou klere jou (27) ja maar nie so nie my pa nie (28) 'n rooietjie hoedjie Dit fenomeen is nog niet eerder gerapporteerd in onderzoeken naar TOS-kenmerken in andere Germaanse talen, zoals Nederlands of Duits. In het Afrikaans blijkt het een kenmerk te zijn dat bijna uitsluitend voorkomt in de taal van kinderen met TOS. |