Syntaxis
De woordvolgorde in het Servisch is SVO (Subject, Verb, Object). De woordvolgorde is erg flexibel, waardoor een zin ook met een object kan beginnen. Er zijn echter woorden in het Servisch die wel een vaste plek eisen in de zin. Deze woorden worden clitics genoemd en hebben geen accent. Clitics kunnen niet onafhankelijk voorkomen; ze zijn afhankelijk van het woord voorafgaand in de zin. Dit is in tegenstrijd met de flexibele woordvolgorde in het Servisch (Hammond, 2005).
Clitics Er wordt onderscheid gemaakt tussen vier typen van clitics in het Servisch: 1) Het interrogatieve clitic li komt altijd op de tweede positie van de zin en staat voor de andere clitics in de zin. 2) Verbale clitics/hulpwerkwoorden van de verschillende tijden komen op de tweede positie in de volgorde van de clitics. 3) Pronominale clitics, zoals persoonlijke voornaamwoorden, volgen de verbale clitics. 4) Het reflexieve clitic se komt als laatste in de volgorde van de clitics in de zin. Daarnaast neemt je, de derde persoon enkelvoud van het werkwoord biti (zijn), net zoals se de laatste positie in de volgorde van clitics. Als je het reflexieve voornaamwoord se volgt, vindt er omissie van je plaatst en komt se op de laatste plek in de clitische volgorde. Zoals blijkt uit bovenstaande punten kan een zin niet beginnen met een clitic. Clitics komen na het eerste woord of eerste zinsdeel in een zin en komen dus altijd op de tweede positie in de zin. Clitics komen na vraagwoorden (wie, wat, waar etc.) in de zin. Als een zin meerdere clitics bevat, moeten deze na elkaar voorkomen. Als verbale en nominale clitics samen voorkomen, komen de verbale clitics eerst in de zin. Bij de pronominale clitics komt een datief clitic voor accusatieve en genitieve clitics. Ontkenning Zoals kort is beschreven onder het kopje werkwoorden, kan negatie gevormd worden door het partikel ne dat zowel onafhankelijk als als prefix kan voorkomen. Het partikel newordt voor het werkwoord geplaatst als het op zichzelf staat. Als ne als prefix dient, wordt het aan een bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord of bijwoord geplakt (neljubazan betekent onbeleefd). Daarnaast kan het alleen als prefix dienen bij de werkwoorden biti (zijn), hteti (willen) en imati (hebben). Vraagzinnen Vraagzinnen die met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoord kunnen worden, worden gevormd door 1) de zin met een werkwoord te beginnen die gevolgd wordt door het partikel li, 2) de zin beginnen met da li gevolgd door het werkwoord, 3) de zin beginnen met je gevolgd door le en het werkwoord. Daarnaast kan een ontkennende vraag gevormd worden door zar ne aan het begin van de zin te plaatsen.Vraagzinnen die gevormd worden met een vraagwoord (WH-woord), zoals wie, wat, waar en waarom, maken gebruik van de volgorde: WH-woord – V – O – overig. In het Nederlands worden ook vraagwoorden vooraan de zin geplaatst om een vraagzin te vormen. Pro-drop Zoals onder het kopje persoonlijk voornaamwoorden is gebleken, maakt het Servisch gebruik van persoonlijk voornaamwoorden. In zinnen waarin in het Nederlands een persoonlijk voornaamwoord wordt vereist, hoeft dit niet altijd geproduceerd te worden in het Servisch. Het Servisch is namelijk een pro-drop taal, wat inhoudt dat een persoonlijk voornaamwoord niet in subject positie geplaatst hoeft te worden. Dit resulteert in zinnen die zonder onderwerp worden uitgesproken. In veel Slavische en Romaanse talen mag er omissie van een persoonlijk voornaamwoord plaatsen, omdat de inflectie op werkwoorden al informatie geeft over persoon, getal en geslacht. Hieruit volgt dat een werkwoord op de eerste positie kan verschijnen in het Servisch. Mogelijke problemen als gevold van transfer De woordvolgorde in het Nederlands is ook SVO. Doordat het Servisch verschillende woordvolgordes aan kan nemen, kan dit voor problemen zorgen in het Nederlands. Het is mogelijk dat de NT2-leerders deze flexibele woordvolgorde gaan toepassen op het Nederlands. Het Servisch en het Nederlands maken beide gebruik van vraagwoorden, die vooraan geplaatst worden. Gebaseerd op de vergelijking tussen het Servisch en het Nederlands, zullen de NT2-leerders hier geen fouten in maken. Verschil tussen beide talen is dat het Servisch gebruik maakt van een vraagpartikel. In het Nederlands wordt geen vraagpartikel geplaatst in zinnen waarin geen wh-woorden voorkomen. In het Nederlands worden veel vragen gevormd door het gebruik van stijgende intonatie. Vanwege het feit dat in het Nederlands geen vraagpartikel gebruikt hoeft te worden, zullen de NT2-leerders hier geen problemen bij hebben. In het Nederlands is het over het algemeen niet mogelijk om een onderwerp in een zin weg te laten, omdat dit tot ongrammaticale zinnen leidt. Alleen in de gebiedende wijs is dit mogelijk (loop door, eet op). De volgorde in de gebiedende wijs, is in het Servisch hetzelfde als in het Nederlands (V – O – overig). In het Servisch is het weglaten van een persoonlijk voornaamwoord wel mogelijk, wegens het feit dat het een pro-drop taal is. Dit kan leiden tot negatieve transfer bij Servische NT2-sprekers. De Servische NT2-sprekers zullen een persoonlijk voornaamwoord soms weglaten terwijl deze wel verplicht is om als onderwerp van de zin te dienen. Een voorbeeld van een mogelijke ongrammaticale zin zou kunnen zijn, ‘kookt het eten’ in plaats van ‘hij kookt het eten’. Het Nederlands maakt gebruik van het negatie partikel ‘niet’ wat te vergelijken is met het Servische negatie partikel ne. Doordat Servische NT2-sprekers het gebruik van een negatie partikel al kunnen, zal dit waarschijnlijk niet voor heel veel problemen zorgen bij het Nederlands. Tevens maakt het Nederlands gebruik van ontkenningsmorfemen die als prefix aan een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord of bijwoord worden geplaatst. Voorbeelden hiervan zijn: ‘onbekend’, ‘ongewoon’ en ‘onduidelijk’. Het is echter wel mogelijk dat de Servische NT2-sprekers het partikel ‘niet’ als prefix gaan gebruiken in het Nederlands, omdat ne immers onafhankelijk en als prefix kan optreden. In het Nederlands wordt de negatie achter het werkwoord geplaats (hij loopt niet) in plaats van voor het werkwoord (hij niet loopt). Bij de werkwoorden biti (zijn), imati (hebben) en hteti(willen) wordt de negator echter aan het werkwoord geplakt en wordt ne niet los geschreven, zoals in het Nederlands wel gebeurt. |