Spaans in het kort
De Spaanse taal (ook wel Castiliaans genoemd) wordt door ongeveer 350 miljoen mensen wereldwijd gesproken. Hiermee is het Spaans de tweede taal ter wereld, na het Engels. Het is de officiële taal in 21 landen: in Spanje, Equatoriaal-Guinea (Afrika) en in grote delen van Zuid- en Midden-Amerika: Argentinië, Bolivia, Chili, Colombia, Costa Rica, Cuba, de Dominicaanse Republiek, Ecuador, El Salvador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Paraguay, Peru, Puerto Rico, Venezuela en Uruguay. Naast deze landen wordt er ook in de Verenigde Staten door veel mensen Spaans gesproken (30 miljoen) en op de Filipijnen. In deze landen is het Spaans niet de officiële taal.
Het Spaans behoort tot de Romaanse talen. Deze talen zijn voortgekomen uit het Latijn, de taal van de Romeinen. Onder de Romaanse talen vallen ook het Frans, Italiaans, Portugees en Roemeens. Het Spaans toont vooral veel overeenkomsten met het Portugees, beide talen vallen namelijk binnen de zogenaamde Ibero-Romaanse talen. In Spanje zelf zijn nog vier talen die erkend zijn door de overheid, de officiële regionale talen: het Catalaans, Baskisch, Galicisch en het Aranees. Daarnaast zijn er nog twee talen die niet officieel erkend zijn: het Asturisch en het Aragonees. Verder zijn er verschillen tussen het Spaans dat in Spanje gesproken wordt en het Spaans dat in Zuid- en Midden-Amerika gesproken wordt. Zo worden er soms andere woorden gebruikt en op sommige punten verschilt de grammatica van elkaar. In deze tekst zal alleen het Castiliaans worden behandeld. Voor meer informatie over de taal in Zuid- en Midden-Amerika zie Thompson (1992). Ook binnen Spanje bestaan er vele dialecten, zoals het Andalusisch in Andalusië. Het voert te ver om daarop in te gaan. Voor meer informatie over de verschillende dialecten in Spanje: zie Hernández-Campoy (2011). Een laatste opmerking over de Spaanse taal is het feit dat het Spaanse alfabet 29 letters kent; er zijn namelijk drie letters die het Nederlandse alfabet niet heeft: de ch, ll, en de ñ. |