Slotopmerking & Literatuur
Gezien de bovenstaande informatie zijn er twee belangrijke punten naar voren gekomen die het verschil tussen T2-verwerving en een TOS duidelijk kunnen maken. Op deze punten zou er een aanwijzing kunnen zijn voor een TOS en dit zou onderscheid kunnen maken tussen problemen met het leren van Nederlands als T2 en het hebben van een TOS in de moedertaal Frans. Allereerst is het gebruik van infinitieven in plaats van vervoegde werkwoorden in het Frans een aanwijzing tot een TOS. Prévost (2009) geeft in zijn boek aan dat bij kinderen met een TOS infinitieven kunnen worden gebruikt tot wel hun vijfde levensjaar, terwijl normaal ontwikkelende kinderen geen infinitieven meer gebruiken in een context die vraagt om een finiet werkwoord na ongeveer twee en half jaar. Een goede vraag aan ouders/verzorgers van een kind dat Frans als moedertaal heeft en Nederlands leert als tweede taal, is dus of het kind (afhankelijk van de leeftijd) de werkwoorden in de tegenwoordige tijd al correct vervoegt en of het kind het vervoegde werkwoord aanpast aan het onderwerp op basis van aantal, persoon en geslacht. Het niet koppelen van de juiste werkwoordsvorm aan de persoon (je, tu, il, elle, enzovoort) kan duiden op een TOS. Vooral het langdurig overgeneraliseren van de derde persoon enkelvoud of het gebruik van een infinitief op die plaats kan een aanwijzing zijn. Een andere aanwijzing is het gebruik de passé composé of de futur. Tabel 4 uit het onderzoek van Paradis en Crago (2001) geeft aan dat kinderen met een TOS (in de tabel aangeduid met SLI) significant slechter presteren op het correct gebruiken van een passé composé of futur.
Een ander kenmerk is het nog niet gebruiken van subject clitics. Kinderen met een TOS produceren uiteindelijk wel subject clitics, maar sterk vertraagd en dus pas op veel latere leeftijd dan normaal ontwikkelende kinderen. Ook kan worden gelet op het regelmatig weglaten van lidwoorden en vooral hulpwerkwoorden, echter het langdurig gebruik van infinitieven is waarschijnlijk de beste aanwijzing.
Literatuur Bernicot, J. (1994). L'acquisition du langage: Étapes et théories. In R. Ghiglione, & J. F. Richard (Red.). Cours de psychologie tome 3: Champs et théories. Parijs, Frankrijk: Dunod/CNED. Bernicot, J. (1998). L'acquisition du langage: Étapes et théories. In R. Ghiglione, & J. F. Richard (Red.). Développement et intégration des fonctions cognitives. Cours de Psychologie. Vol. 3 (pp. 420-439). Parijs, Frankrijk: Dunod. Delatour, Y., Jennepin, D., Léon-Dufour, M., & Teyssier, B. (2012). Nouvelle gramaire du français: Cours de civilisation française de la Sarbonne. Parijs, Frankrijk: Hachette Livre. Hamann, C., Ohayon, S., Dubé, S., * Frauenfelder, U. H., Rizzi, L., Starke, M., & Zesiger, P. (2003). Aspects of grammatical development in young French children with SLI. Developmental Science, 6, 151-158. Hawkins, R., & Towell, R. (2015). French grammar and usage. Routledge. (p.381, 410, 412) Hulk, A. (2004). The acquisition of the French DP in a bilingual context. In P. Prévost, & J. Paradis (Red.). The acquisition of French in different contexts: Focus on functional categories (pp. 243-275). Amsterdam, Nederland: John Benjamins. Jakubowicz, C., & Nash, L (2001). Functional categories and syntactic operations in (ab)normal language acquisition. Brain and Language, 77, 321-339. Jakubowicz, C., & Tuller, L. (2008). Specific language impairment in French. Studies in French applied linguistics, 97-133. Jisa, H. (2003). L’acquisition du langage: Ce que l'enfant nous apprend sur l'homme. Enfant et Apprentissage, 40, 115-132. Kail, M. (2003). L'acquisition du langage, PUF, coll. « Psychologie et sciences de la pensée ». Deux volumes. LeNormand, M. T., Leonard, L. B., & McGregor, K. K. (1993). A cross-linguistic study of article use by children with specific language impairment. European Journal of Disorders of Communication, 28, 153-163. Matter, J. F. (2007). Uitgesproken Frans. Amsterdam, Nederland: Editions ‘De Werelt’. Meisel, J. M. (1994). Bilingual first language acquisition: French and German grammatical development. Amsterdam, Nederland: John Benjamins. Methé, S., & Crago, M. (1998). Verb morphology in French children with language impairment. Madison, Wisconsin. Neijt, A. (1991). Universele fonologie. Dordrecht, Nederland: Foris Publications. Paradis, J., & Crago, M. (2001). The morphosyntax of specific language impairment in French: Evidence for an extended optional default account. Language Acquisition, 9, 269-300. Paradis, J., & Genesee, F. (1996). Syntactic acquisition in bilingual children: Autonomous or interdependent? Studies in Second Language Acquisition, 18, 1-25. Paradis, J., & Genesee, F. (1997). On continuity and the emergence of functional categories in bilingual first language acquisition. Language Acquisition, 6, 91–124. Pizzioli, F., & Schelstraete, M.-A. (2008). Argument-structure complexity in children with specific language impairment: evidences from the use of grammatical morphemes in French. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, 51, 1–16. Prévost, P. (2009). The acquisition of French: The development of inflectional morphology and syntax in L1 acquisition, bilingualism and L2 acquisition. Amsterdam, Nederland: John Benjamins. Roulet-Amiot, L. (2008). Traitement de l'accord grammatical chez dez enfants atteints d'un trouble spécifique du développement du language. Lille, Frankrijk: Atelier National de Reproduction des Thèses. Schlyter, S. (2003). Stades de développement en français L2: Exemples d'apprenants suédophones, guidés et non-guidés, du 'Corpus Lund'. Schlyter, S. (2003). Development of verb morphology and finiteness in children and adults acquiring French. In C. Dimroth, & M. Starren (Red.). Information structure, linguistic structure, and the dynamics of learner language. Amsterdam, Nederland: John Benjamins. *Het boek van Prévost bevat praktisch alle nuttige informatie en is ook te vinden via: http://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=2GMwwpTIPQQC&oi=fnd&pg=PR1&ots=qGjOHCIg-P&sig=OLS0UfsOkHM2B1oNUx8VfZfh_x0#v=onepage&q&f=false Leestip Bernicot, J., & Bert-Erboul, A. (2009). L'acquisition du langage par l'enfant. Parijs, Frankrijk: InPress. Literatuur over IPA (Frans: API) Canepari, L. (2005a). A handbook of phonetics. München, Duitsland: Lincom Europa. Canepari, L. (2005b). A handbook of pronunciation: English, Italian, French, German, Spanish, Portuguese, Russian, Arabic, Hindi, Chinese, Japanese, Esperanto. München, Duitsland: Lincom Europa. International Phonetic Association. (1999). Handbook of the International Phonetics Association: A Guide to the Use of the International Phonetic Alphabet. Cambridge, Verenigd Koninkrijk: Cambridge University Press. Martinet, A. (1970). Éléments de linguistique générale. Parijs, Frankrijk: Armand Colin. Internetpagina's http://www.viviennestringa.com/ http://nl.wikipedia.org/wiki/Hiaatdelging http://nl.wikipedia.org/wiki/Frans http://fr.wikipedia.org/wiki/Fran%C3%A7ais Een nevenschikking, bestaande uit meerdere hoofdzinnen, worden vaak met elkaar verbonden door de volgende voegwoorden: ‘et’ (en), ‘car’ (want), ‘mais’ (maar), ‘ou’ (of) en ‘donc’ (dus). Onderschikkingen, bestaande uit een hoofd- en bijzin, kunnen ook samengesteld worden door voegwoorden, zoals ‘quoique’ (hoewel) voor een tegenstelling en ‘quand’ (wanneer) voor een voorwaarde of oorzaak. Een hoofd-en bijzin kunnen ook gekoppeld worden middels betrekkelijke voornaamwoorden. In het Frans worden de woorden qui, que of où dan vaak gebruikt aan het begin van een betrekkelijke bijzin. ‘Qui’ wordt gebruikt als het onderwerp in de bijzin is, ‘que’ wordt gebruikt als lijdend voorwerp en ‘où’ als verwijzing naar een tijd of plaats. In het Nederlands wordt hiervoor die of dat gebruikt. Bij een onderschikking, die bestaat uit een hoofdzin en bijzin, is de volgorde in de hoofdzin in het Frans vaak eerst het onderwerp en dan het werkwoord. In het Nederlands is dit soms echter andersom wanneer de bijzin vooraan staat (inversie). Een voorbeeld: Après que sa femme est morte, il a déménagé àNadat zijn vrouw was overleden, verhuisde hij. |