Morfologie
Het Servisch is een inflectionele taal, wat zich uit in de vele naamvallen die het Servisch heeft. Het Servisch maakt gebruik van de nominatief, genitief, datief, accusatief, vocatief, instrumentalis en locatief. In elke naamval neemt het naamwoord een andere vorm aan. De belangrijkste verschillende grammaticale categorieën worden achtereenvolgens behandeld.
Zelfstandige naamwoorden In het Servisch worden zelfstandig naamwoorden gemarkeerd voor geslacht. Het Servisch maakt gebruik van drie soorten geslacht: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Het einde van een naamwoord toont aan welke geslacht het heeft. In het enkelvoud eindigt een mannelijk naamwoord in het algemeen op een consonant, een vrouwelijk naamwoord op een –a en neutrale naamwoorden op –o of –e. In het meervoud eindigen mannelijke naamwoorden in het algemeen op –i, vrouwelijke naamwoorden op –e en –a en onzijdige naamwoorden op –a. Hier zijn echter uitzonderingen op. Daarnaast kennen zelfstandig naamwoorden twee vormen van getal, namelijk enkelvoud en meervoud. Tevens maakt het Servisch gebruik van zeven naamvallen: nominatief, genitief, datief, accusatief, vocatief, instrumentalis en locatief. Gerelateerd aan naamval is er declensie van naamwoorden. Declensie toont aan hoe een naamwoord verandert ten opzichte van de plaats in de zin. In het Servisch zijn er vier declensie categorieën, waartoe elk naamwoord behoort. In Tabel 1 zijn deze vier categorieën weergeven met de vervoegingen. Tabel 1. Vervoegingen voor zelfstandig naamwoorden Daarnaast heeft het Servisch ook onregelmatige naamwoorden, waarbij het geslacht anders is in enkelvoud en meervoud. Deze uitzonderingen moeten geleerd worden.
Werkwoorden Er kan onderscheid gemaakt worden tussen verschillende tijden en soorten werkwoorden in het Servisch, zoals de tegenwoordige tijd, aorist en imperfectief. Net zoals in het Nederlands worden de werkwoorden in het Servisch vervoegd. In het Servisch wordt er bij het vervoegen van werkwoorden rekening gehouden met getal, persoon en geslacht. In het Nederlands heeft geslacht geen invloed op de vervoeging van werkwoorden. Gebaseerd op de duur van een werkwoord, kan een werkwoord twee vormen van aspect aannemen: imperfectief en perfectief. Aspect wordt in het Servisch als complex gezien. Imperfectieve werkwoorden worden over het algemeen in de tegenwoordige tijd gebruikt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee vormen van imperfectieve werkwoorden. Namelijk duratieve werkwoorden, waarbij de actie doorgaat en niet wordt verstoord en frequentatieve werkwoorden, waarbij de actie wordt onderbroken of frequent wordt herhaald. Bij imperfectieve werkwoorden wordt het eindpunt van de handeling niet geïmpliceerd. Imperfectieve werkwoorden worden in het Servisch soms gevormd door de toevoeging van een suffix of infix aan het infinitief. Daarnaast worden imperfectieve werkwoorden soms gevormd van perfectieve werkwoorden. Perfectieve werkwoorden worden in het algemeen in de verleden of toekomende tijd gebruikt. Deze vorm van aspect indiceert dat de actie die door het werkwoord wordt uitgedrukt is voldaan. Het duidt een handeling aan waaraan een einde komt. Perfectieve werkwoorden worden in het Servisch gevormd door de toevoeging van een prefix aan een imperfectief werkwoord. Sommige werkwoorden in het Servisch kunnen zowel als imperfectief werkwoord als perfectief werkwoord dienen (Hammond, 2005). Infinitieven Een infinitief wordt gevormd door de toevoeging van –ti of ći aan de stam van een infinitief. De tegenwoordige tijd wordt gevormd op basis van de groep waartoe een infinitief behoort. Er wordt een onderverdeling gemaakt in de onderstaande 3 categorieën. Naar aanleiding van de categorie waar een werkwoord toe behoort, wordt het werkwoord op basis van die suffixen vervoegd. Meer over de vervoeging van de tegenwoordige tijd kunt u lezen onder het kopje ‘tegenwoordige tijd’. 1) Infinitieven die eindigen op –ati 2) Infinitieven die eindigen op –ati, -ovati, -ivati, -eti, -sti en – ći 3) Infinitieven die eindigen op –eti, -iti en –ati. Bij infinitieven waar een klinker voor het –ti suffix komt, wordt bij het vormen van de stam van een infinitief –ti weggelaten (voorbeeld pevati (infinitief) wordt peva (stam) (zingen)). De stam van de tegenwoordige tijd wordt gevormd door het weglaten van het affix van de eerste persoon enkelvoud (voorbeeld pevam (tegenwoordige tijd) wordt peva (stam)). Soms is de vorm van de stam van de infinitief en de tegenwoordige tijd hetzelfde, maar in de meeste gevallen verschillen deze van elkaar. Er wordt daarom gesteld dat beide vormen geleerd moeten worden. In tegenstelling tot het Servisch zijn beide vormen in het Nederlands niet erg verschillend. De stam voor de tegenwoordige tijd wordt gevormd op basis van de infinitief door –en eraf te halen (fietsen wordt fiets). Bij sommige werkwoorden moet een klinker toegevoegd worden om de stam van de tegenwoordige tijd te vormen (lopen wordt loop). Tijd Tegenwoordige tijd In het Servisch is er één tegenwoordige tijd die gevormd wordt met imperfectieve en perfectieve werkwoorden. Net zoals in het Nederlands worden de vormen gevormd door het toevoegen van een achtervoegsel wat refereert naar persoon en getal. In Tabel 2 staan de achtervoegsels die de tegenwoordige tijd vormen. De achtervoegsels voor de drie soorten vervoegingen zijn hetzelfde bij de 1e en 2e persoon enkelvoud en meervoud, maar voor de 3e persoon enkelvoud en meervoud zijn ze verschillend. Deze achtervoegsels bij de drie categorieën waartoe infinitieven worden ingedeeld, zie kopje infinitieven, staan in Tabel 2 vermeld. Tabel 2. Vervoegingen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd De vorm van het werkwoord biti (zijn) heeft twee vormen. Namelijk een lange en korte vorm. In Tabel 3 staan beide vervoegingen van het werkwoord.
Tabel 3. Vervoeging van het werkwoord biti (zijn) Dit is een verschil met het Nederlands, omdat in het Nederlands maar één vorm is van het werkwoord ‘zijn’. In de lange vorm in het Servisch wordt het persoonlijk voornaamwoord samengenomen met de vervoeging van het werkwoord. In het Nederlands is dat een aspect dat niet voorkomt. Deze lange vorm is echter wel een infrequente vorm en wordt alleen gebruikt aan het begin van een zin.
Verleden tijd Net zoals de tegenwoordige tijd toont de verleden tijd ook persoon, getal en geslacht aan op het suffix. Verleden tijd wordt gevormd door de substitutie van het suffix –ti van de infinitief. In Tabel 4 staan de suffixen vermeld om de verleden tijd in het Servisch te vormen. Tabel 4. Vervoegingen van werkwoorden in de verleden tijd Er zijn echter infinitieven die niet op het suffix –ti eindigen; deze hebben andere uitgangen om de juiste vorm in de verleden tijd te vormen. Het werkwoord biti (zijn) heeft net zoals in de tegenwoordige tijd zijn eigen vorm.
Toekomende tijd Dit is een samengestelde tijd die op drie manier gevormd kan worden in het Servisch. 1) Door de tegenwoordige tijd van het werkwoord hteti (willen) + infinitief. 2) Door de stam van de infinitief + tegenwoordige tijd van het werkwoord hteti (willen). Deze vorm wordt alleen gebruikt als er omissie van het onderwerp heeft plaatsgevonden. Meer hierover kunt u lezen onder het hoofdstuk ‘syntaxis’. 3) Door de tegenwoordige tijd van het werkwoord hteti (willen) + da + tegenwoordige tijd van het hoofdwerkwoord. Dit is de meest gebruikte vorm om de toekomende tijd uit te drukken in het Servisch. Aoristische tijd De aoristische tijd wordt gebruikt om een actie te omschrijven die voldaan is nadat het wordt beschreven. Of als er over een actie uit het verleden wordt gesproken die nog niet is voldaan. Of om een actie te omschrijven die in de toekomst nog gaat gebeuren. Deze aoristische tijd wordt voornamelijk gevormd met een vorm van biti (zijn). Deze tijd is te vergelijken met het werkwoord ‘zou’ in het Nederlands. Om deze tijd te vormen zijn er verschillende uitgangen die horen bij de verschillende infinitieven. Bijvoegelijke naamwoorden Net zoals de voorgaande categorieën congrueren de adjectieven met naamwoorden en worden verbogen op basis van geslacht, getal en naamval. De adjectieven worden in het Servisch onderverdeeld in hard en zacht, wat gebaseerd is op de laatste consonant van de basis en in bepaald of onbepaald. De bepaalde adjectieven dragen een betekenis die te vergelijken is met het Engelse the, terwijl de onbepaalde adjectieven een betekenis dragen die vergelijkbaar is met het Engelse a/an of het Nederlandse ‘een’. In het algemeen wordt de bepaalde adjectief in gesproken taal het meeste gebruikt. De onbepaalde adjectief wordt het meest gebruikt als deze een werkwoord volgt. Bijvoeglijk naamwoorden kunnen niet op zichzelf staan, tenzij ze na een werkwoord verschijnen. Bij mannelijk enkelvoud in de nominatief eindigen onbepaalde adjectieven op een consonant, terwijl bepaalde adjectieven op –i eindigen: Star kamion = (een) oude vrachtwagen Stari kamion = (de) oude vrachtwagen. Adjectieven die vrouwelijke naamwoorden beschrijven, verschillen van elkaar in het geven van klemtoon. Bepaalde adjectieven hebben in het algemeen een langere finale klinker dan onbepaalde adjectieven. Vrouwelijke adjectieven eindigen zowel in de bepaalde als onbepaalde vorm op een –a in nominatief enkelvoud. Verder eindigen harde onzijdige adjectieven op een –o in zowel bepaalde als onbepaalde adjectieven in nominatief enkelvoud. Zacht onzijdige adjectieven eindigen echter op een –e. Bezittelijke adjectieven worden net als de voorgaande categorieën gevormd door middel van inflecties. In het Nederlands wordt het gevormd door het toevoegen van het suffix -‘s, zoals in ‘mama’s huis’. In het Servisch zijn hier echter veel suffixen voor die dit aan kunnen geven, zoals: -ov, -ev, -ljev, -in, -ski, - čki, - ški Očev kaput = vader’s jas Vergelijkende of overtreffende trap Net zoals in het Nederlands wordt er in het Servisch onderscheid gemaakt tussen de vergelijkende, vergrotende en overtreffende trap. De vergelijkende trap wordt gevormd door het toevoegen van een suffix : Da – lji = ver - verder Kra – ći = kort- korter De meeste adjectieven krijgen het suffix –lji achter de stam van de adjectief (Browne & Alt, 2004). Daarnaast heeft het Servisch ook onregelmatige vormen en worden adjectieven met twee of meer lettergrepen gevormd met više (meer) of manje (minder). Manje akademeski = minder academici De superlatief wordt gevormd door het toevoegen van het prefix naj- Najzdraviji = gezondst Verkleinwoorden Net zoals in het Nederlands worden verkleinwoorden in het Servisch gevormd door het toevoegen van een suffix. Zoals al is gebleken maakt het Servisch strikt onderscheid tussen de verschillende geslachten en gebruikt ook verschillende suffixen om verkleinwoorden te vormen. Mannelijke woorden nemen het suffix -ić of –čić Sin = zoon Sinčić = zoontje Vrouwelijke woorden die op –a eindigen nemen het suffix –ica: Soba = kamer Sobica = kamertje Onzijdige woorden nemen verschillende suffixen, waaronder het suffix –ce: Pismo = brief Pisamce = briefje Lidwoorden De lidwoorden ‘de’, ‘het’ en ‘een’ bestaan niet in het Servisch. De betekenis van deze bepaalde en onbepaalde artikels worden vervangen door het gebruik van andere woorden. Er wordt gesteld dat de woorden aan het begin van een zin een meer bepaald karakter hebben en de woorden aan het eind een onbepaald karakter. Het aantal 1, jedan, kan gebruikt worden als onbepaald artikel ‘een’. Daarnaast kan het aspect van een werkwoord indiceren of een naamwoord bepaald of onbepaald is. Persoonlijke voornaamwoorden Net zoals bij de zelfstandig naamwoorden hangt de vorm van persoonlijke voornaamwoorden ook af van de naamval, getal en persoon. Persoonlijke voornaamwoorden kunnen in het Servisch weggelaten worden als deze samengaan met een hulpwerkwoord die tijd, persoon, en/of geslacht bevat. Hierover kunt u meer lezen onder het kopje ‘pro-drop taal’ onder het hoofdstuk ‘syntaxis’. Tabel 5. Persoonlijke voornaamwoorden De reflexieve voornaamwoorden zijn in het enkelvoud en meervoud hetzelfde, maar de vormen per naamval verschillend. In Tabel 6 zijn de reflexieve voornaamwoorden weergeven.
Tabel 6. Reflexieve voornaamwoorden De bezittelijke voornaamwoorden en demonstratieve voornaamwoorden nemen net zoals de persoonlijk voornaamwoorden verschillende vormen aan.
Voorzetsels De voorzetsels kunnen verdeeld worden onder enkelvoudige of samengestelde voorzetsels. De enkelvoudige voorzetsels bestaan uit één woord. Samengestelde voorzetsels worden gevormd door twee voorzetsels. In tegenstelling tot de zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en persoonlijk voornaamwoorden, verandert de vorm van voorzetsels niet. Daarentegen horen voorzetsels wel bij een bepaalde naamval. Bijvoorbeeld het voorzetsel ispod (onder) vereist genitief naamval. Mogelijke problemen als gevolg van transfer Het Nederlands maakt ook gebruik van imperfectieve en perfectieve werkwoorden. In het Nederlands zijn transitieve werkwoorden meestal perfectief zoals ‘ontduiken’ en ‘verprutsen’. Intransitieve werkwoorden zijn in het algemeen duratief zoals ‘springen’ en ‘duiken’ (Booij & van Santen, 1998). Servische NT2-leerders zullen waarschijnlijk geen problemen ondervinden met het begrip aspect, omdat ze ‘aspect’ vanuit het Servisch kennen. Uit de vervoegingen van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd blijkt de hoge mate van inflectie in het Servisch. Hieruit kan wellicht gesteld worden dat de NT2-sprekers geen problemen ervaren bij het vormen van de tegenwoordige tijd in het Nederlands. Daarnaast maakt het Nederlands gebruik van één vorm van het werkwoord ‘zijn’, wat voor de Servische NT2-sprekers voor geen problemen zal zorgen, omdat het Servisch hier twee vormen voor heeft. Het Servisch is verschillend ten opzichte van het Nederlands, omdat in het Servisch bij het vormen van de verleden tijd rekening wordt gehouden met geslacht. Het Nederlands maakt, bij het vervoegen van werkwoorden in de verleden tijd, onderscheid tussen enkelvoud en meervoud en tussen werkwoorden met <d> (speelden) en <t> (sportten) (Booij & van Santen, 1998). Een overeenkomst is dat het Servisch en het Nederlands de verleden tijd vormen door het toevoegen van een suffix. Met de onregelmatige werkwoorden zullen de NT2-leerders waarschijnlijk moeite hebben. Deze moeten geleerd worden. Het is mogelijk dat de NT2-leerders de regels, bij het vormen van de regelmatige verleden tijd, toepassen bij het vervoegen van onregelmatige werkwoorden. In het Nederlands wordt de toekomende tijd ook gevormd door een modaal werkwoord en een infinitief. Hieruit volgt dat NT2-leerders waarschijnlijk weinig moeite ervaren met het vormen van de toekomende tijd in het Nederlands. In het Nederlands komt naamval nauwelijks meer voor. Uitzondering hierop zijn vormen als ‘Anne’s tas’, waarbij ’s bezit aanduidt (Booij & van Santen, 1998). Gebaseerd op het feit dat het Servisch een taal is met een rijke morfologie zoals naamval en het Nederlands minder inflectie kent, zal dit voor NT2-sprekers niet voor moeilijkheden zorgen. Daarnaast wordt in het Nederlands in het algemeen meervoud gevormd van zelfstandig naamwoorden door de toevoeging van het suffix –en of –s. Vanwege de vele suffixen die het Servisch gebruikt om meervoud te vormen, zal dit voor NT2-leerders waarschijnlijk niet voor veel problemen zorgen. Het is mogelijk dat een zelfstandig naamwoord in het meervoud soms een verkeerd suffix krijgt, zoals ‘kinds’. Uit bovenstaande informatie blijkt dat persoonlijk voornaamwoorden in het Servisch verschillende vormen aannemen gebaseerd op de naamval. Het Nederlands maakt ook gebruik van verschillende vormen. Servische NT2-leerders zullen waarschijnlijk geen problemen ervaren bij de persoonlijke voornaamwoorden, omdat deze in het Servisch in hoge mate aanwezig zijn. In het Nederlands worden bijvoeglijk naamwoorden verbogen op basis van getal, geslacht en bepaaldheid (de, het of een) van het naamwoord. Onder het hoofdstuk ‘syntaxis’ wordt beschreven dat het Servisch geen gebruik maakt van lidwoorden, wat wellicht resulteert in ongrammaticale producties van constructies met bijvoeglijke naamwoorden bij NT2-leerders. Bij de vorming van een adjectief in het Nederlands is het van belang om te weten wat het lidwoord is van het betreffende naamwoord (Booij & van Santen, 1998). Daarnaast wordt er in het Servisch over het algemeen een adjectief gevormd door het toevoegen van een suffix. In het Nederlands is dit echter niet het geval. In een zin als ‘de man koopt een mooi boek’ wordt ‘mooi’ niet vervoegd. Het is mogelijk dat NT2-leerders onterecht een suffix plaatsen achter ‘mooi’. De vergelijkende trap van bijvoeglijk naamwoorden wordt gevormd door het suffix –er achter de stam te plaatsen in het Nederlands (klein – kleiner). De overtreffende trap van bijvoeglijk naamwoorden wordt gevormd door het suffix –st achter de stam te plaatsen in het Nederlands (groot – grootst). Daarnaast heeft het Nederlands ook onregelmatige vormen (Booij & van Santen, 1998). Zowel het Servisch als het Nederlands voegen een suffix toe om de vergrotende trap te vormen. Vanwege het feit dat het Servisch meerdere suffixen gebruikt om de vergrotende trap te maken, zullen de NT2-leerders hier geen moeilijkheden mee ervaren, omdat ze dit vanuit hun T1 kennen. Daarentegen is het mogelijk dat de NT2-leerders de overtreffende trap niet altijd goed produceren. In het Servisch wordt deze trap gevormd door het toevoegen van een prefix, terwijl dat in het Nederlands niet mag. Het kan echter ook zo zijn dat er nauwelijks fouten optreden, omdat beide trappen in het Nederlands gevormd worden door de toevoeging van een suffix, wat gemakkelijker is om te onthouden. In het Nederlands worden verkleinwoorden ook gevormd door het toevoegen van een suffix. In het Nederlands wordt gebruik gemaakt van verschillende suffixen zoals –je, -kje-, -pje, -tje en –etje (Booij & van Santen, 1998) . Het is mogelijk dat de NT2-sprekers soms een verkeerd suffix gebruiken om een verkleinwoord te maken. Kinderen met Servisch als moedertaal zijn bekend met verkleinwoorden, waardoor het fenomeen verkleinwoorden vormen door het toevoegen van een suffix niet voor problemen moet zorgen. Gebaseerd op het feit dat het Servisch geen gebruik maakt van de lidwoorden ‘de’, ‘het’ en ‘een’ zullen de NT2-sprekers hierbij problemen ondervinden in het Nederlands. Het Nederlands maakt gebruik van deze drie vormen van lidwoorden. De NT2-sprekers zullen een lidwoord weglaten, waar deze wel verplicht geproduceerd moet worden. Daarnaast is het mogelijk dat in een meer gevorderd stadium wel lidwoorden worden gebruikt, maar de verkeerde vorm wordt gekozen. Uitingen die bijvoorbeeld geproduceerd kunnen worden, zijn: ‘de meisje loopt’ in plaats van ‘het meisje loopt’ of ‘het kaas is lekker’ in plaats van ‘de kaas is lekker’. |