Morfologie
Het Koreaans maakt veel gebruik van agglutinatie, oftewel het gebruik van suffixen.
Zelfstandig naamwoorden Achter zelfstandig naamwoorden komt er altijd een suffix. Deze suffixen wordt ook wel partikels of postpositions genoemd. Het suffix geeft aan wat voor doel of welke relatie het zelfstandig naamwoord heeft ten opzichte van de rest van de zin. Hieronder volgt een korte lijst met voorbeelden. - i/ga 이/가: markeert het subject van de zin. - eun/neun 은/는: markeert het topic van de zin. - eul/reul 을/를: markeert het leidend voorwerp van de zin. - e에: markeert tijden en plaatsen. Werkwoorden Het vervoegen van werkwoorden wordt gedaan door suffixen aan de stam toe te voegen. Om te beginnen is het handig om te melden dat de ‘woordenboekvorm’ van het Koreaans ook een suffix heeft, namelijk 다 da. Als men de stam van het werkwoord wil, dan hoeft men alleen de다 vorm er vanaf te halen. Laten we een voorbeeld geven met het werkwoord ‘eten’. Dit is in het Koreaans 먹다 mokda. Hieronder volgen eerst voorbeelden van hoe tijdsaspecten worden weergegeven m.b.v. achtervoegsels: - eoyo 어요: tegenwoordige tijd - eosseoyo 었어요: verleden tijd - go isseoyo고있어요: iets op dit moment aan het doen zijn - eul geoeyo을거에요: toekomst, waarschijnlijk De vervoeging van het werkwoord eten ziet er dan als volgt uit: - mokda (eten) - mokeoyo (ik) eet, (jij, hij, zij, het) eet (wij, jullie, zij) eten - mokeosseoyo (ik) at/heb gegeten, (jij, hij, zij, het) at/heb gegeten (wij, jullie, zij) aten/hebben gegeten - mokgo isseoyo: ik ben aan het eten - mokeul geoeyo: ik ga waarschijnlijk eten Getallen In het Nederlands gebruiken wij bij het aangeven van getallen groter dan 1 de meervoudsvorm, bijvoorbeeld twee maanden. In het Koreaans bestaat de meervoudsvorm niet. In plaats daarvan gebruiken ze verschillende suffixen. Bijvoorbeeld, de suffix voor maand is월weol, dus 1 maand is 1weol, 2 maanden is 2weol 3 maanden is 3weol, etc. Hieronder volgt een kort lijstje van verschillende suffixen die bij getallen horen. - Saram 사람: persoon - Si 시: uren - Bun분: minuten - Nyeon년: jaren - Weol 월: maanden - Ju 주: weken - Il 일: dagen Voornaamwoorden Wanneer men in het Koreaans een bezittelijk voornaamwoord wil gebruken, maakt men gebruik van een het suffix 의ui, na het persoonlijk voornaamwoord. Het persoonlijk voornaamwoord voor ‘ik’ is 나 na. Om van나 het bezittelijk voornaamwoord ‘mijn’ te maken, wordt de의 erachter gezet en krijg je나의 naui. Prefixen Niet alleen maakt het Koreaans gebruik van suffixen, maar ook van prefixen. Prefixen worden wel een stuk minder gebruikt. Hieronder volgt een korte lijst met prefixen. - An 안: ontkenning (werkwoorden) - Dae대: groot - Nal 날: rauw - Mok목: houten - Je제: markeert rangtelwoorden Problemen die kunnen ontstaan bij Koreanen die Nederlands leren De manier waarop het Nederlands zijn werkwoorden vervoegt is totaal anders dan in het Koreaans. Waar Koreanen maar één vorm hoeven te leren voor de tegenwoordige tijd, moeten ze er in het Nederlands drie leren: eerste persoon enkelvoud, tweede/derde persoon enkelvoud en meervoud. Daarnaast zullen ook de onregelmatige werkwoorden lastiger te leren zijn dan regelmatige werkwoorden. De volgende morfemen heeft het Nederlands wel, maar het Koreaans niet en kunnen daarom voor problemen zorgen: - Meervoudsvormen - Verkleinwoorden |