Morfologie
Een belangrijk onderdeel van de taal is de morfologie: de structuur en vorming van woorden. Achtereenvolgens worden hier het zelfstandig naamwoord, het lidwoord, achtervoegsels, voornaamwoorden en werkwoorden behandeld. Omdat de werkwoordsvervoeging belangrijk is bij het vaststellen van taalstoornissen, zal hier iets dieper op ingegaan worden.
Het zelfstandig naamwoord In het Italiaans wordt het zelfstandig naamwoord aangepast voor het geslacht (mannelijk of vrouwelijk) en het getal (enkelvoud of meervoud). In onderstaand schema zijn de verschillende vormen te zien. Er zijn echter uitzonderingen op dit schema: woorden die in het enkelvoud eindigen op een –i, woorden die eindigen op een beklemtoonde klinker en woorden die eindigen op een medeklinker veranderen niet in het meervoud, bijvoorbeeld crisi (crisis) en città (stad).
Het lidwoord Het onbepaald lidwoord is voor mannelijk un, voor vrouwelijk una, behalve als het zelfstandig naamwoord met een klinker begint: un acqua minerale (een mineraalwater). Un verandert in uno: uno sciovinista (een chauvinist), als het voor consonantclusters (gn, sc en dergelijke) staat. Het bepaald lidwoord past zich aan in getal en geslacht aan het zelfstandig naamwoord: mannelijk is il – i, vrouwelijk is la – le. Voor een klinker veranderen il en la in l’. Mannelijke vormen waarbij het onbepaalde lidwoord uno gebruikt wordt, krijgen lo als bepaald lidwoord in het enkelvoud, en gli als bepaald lidwoord in het meervoud. Achtervoegsels Het Italiaans is een taal met veel achtervoegsels om grootte, maar ook om afkeur of voorkeur uit te drukken: -in, -ett, -ucci, -ell zijn verkleinvormen, -on juist een vorm om te vergroten, -ott is voor afkeur, -acci voor voorkeur. Het achtervoegsel dient aangepast te worden aan het getal en geslacht van het woord waar het achter geplaatst wordt. Zo is de verkleinvorm -in voor jongen ragazzino, maar voor meisje is het ragazzina. Het probleem is echter dat niet alle achtervoegsels bij elk woord gebruikt kunnen worden: ragazzello kan bijvoorbeeld niet gebruikt worden voor kleine jongen, de andere achtervoegsels wel. Bovendien kunnen achtervoegsels soms ook de woordbetekenis veranderen: pane betekent brood, maar panino betekent sandwich. Deze achtervoegsels kunnen in het Italiaans ook bij andere categorieën gebruikt worden: facile (makkelijk) – facilino (erg makkelijk), zelfs bij werkwoorden: dormire (slapen) – dormicchiare (sluimeren). Voornaamwoorden De voornaamwoorden passen zich ook aan naar getal en geslacht. Zo zijn bijvoorbeeld Questo, questa, questi en queste de vormen van het aanwijzend voornaamwoord deze, en quello, quella, quelli en quelle zijn de vormen van het aanwijzend voornaamwoord die. De persoonlijke voornaamwoorden zijn in het Italiaans: io (ik), tu (jij), lui (hij), lei (zij), Lei (U), noi (wij), voi (jullie), loro (zij, meervoud) en Loro (U, meervoud). Er zijn nog een aantal vormen welke alleen in de schrijftaal worden gebruikt: egli (hij, uitspraak "elji"), ella (zij, enkelvoud vrouwelijk), esso (het, mannelijk), essa (het, vrouwelijk), essi (zij, mannelijk meervoud), esse (zij, vrouwelijk meervoud). Het Italiaans is een pro-drop taal. Persoonlijk voornaamwoorden kunnen weggelaten worden, omdat de informatie van persoon, geslacht en getal al in de werkwoordsvervoeging zit. Het werkwoord Er zijn in het Italiaans drie soorten werkwoorden: werkwoorden die eindigen op –are, -ere en –ire. Dit in tegenstelling tot het Nederlands, waar bijna alle werkwoorden eindigen op –en. Deze werkwoorden worden regelmatig vervoegd. De uitgangen voor de tegenwoordige tijd zijn te vinden in onderstaande tabel. Andere werkwoordstijden, zoals de verleden tijd, de toekomende tijd en de voltooide tijd, hebben ook weer elk hun eigen uitgangen voor elke persoon.
Naast deze regelmatige vormen kent het Italiaans ook verschillende onregelmatige werkwoorden, net als het Nederlands, waaronder ook de werkwoorden hebben en zijn. |