Morfologie
Zoals eerder aangegeven, heeft het Egyptisch Arabisch een wortel-systeem. Woorden die aan elkaar gelinkt zijn, bevatten dezelfde radicalen (medeklinkers) in dezelfde volgorde. Dit zijn 3 of vier letters die de stam vormen van het woord. Door het patroon van vocalen, of door prefixen, infixen en suffixen toe te voegen, worden gerelateerde woorden gevormd. Dit gebeurt volgens een vast patroon, waarbij er vaste stammen zijn ontwikkeld. Een voorbeeld volgt hieronder met de radicalen K-T-B:
KiTāB - boek; maKTaBa - bibliotheek; KāTiB – schrijver. Overal komen de 3 radicalen in dezelfde volgorde terug, alleen zijn er klinkers verwisseld of is er een prefix toegevoegd. Zoals hierboven al aangegeven is, zijn er vaste stammen. Dit betekent dat dezelfde combinatie van klinkers zorgt voor een zelfde woordsoort. Bijvoorbeeld met de radicalen R-K-B, wanneer een a en i op dezelfde plaats wordt ingevoegd, komt er weer een persoon uit die de actie uitvoert net als bij de schrijver: RāKiB – rijder/bestuurder. Zelfstandig naamwoorden Het Egyptisch Arabisch heeft een rijk systeem van inflexie. Zelfstandig naamwoorden, adjectieven, werkwoorden, persoonlijke voornaamwoorden moeten verbogen worden, om de juiste congruentie te hebben (Omar, 1973). De uitgang van het zelfstandig naamwoord kan een voorspeller zijn of een woord mannelijk of vrouwelijk is. Wanneer een woord vrouwelijk is, eindigt het bijna altijd op een /a/. Echter, er zijn ook gevallen van mannelijke woorden die op een /a/ eindigen en vrouwelijke woorden die niet op een /a/ eindigen. Andere kenmerken die zijn af te lezen van het zelfstandig naamwoord zijn het getal (of het enkelvoud, tweevoud of meervoud is) en de bepaaldheid (of het bepaald of onbepaald is). Voor het meervoud zijn er een aantal vaste patronen, maar veel woorden worden onregelmatig vervoegd in het meervoud. Deze zijn erg complex en moeten daarom vaak onthouden worden. De bepaaldheid kan worden gezien door de aanwezigheid of afwezigheid van het lidwoord. Adjectieven Een adjectief wordt aangepast aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Bij de adjectief wordt dus het geslacht, de bepaaldheid en het aantal (enkelvoud of meervoud) aangepast aan het zelfstandig naamwoord. Bij vergelijkingen gaat het anders. Door het prefix ˀa- voor het adjectief te plakken wordt een comparatief gevormd. Hierdoor verandert ook vaak het klinkerpatroon. Er zijn ook adjectieven die niet kunnen worden vervormd voor een comparatief. Deze adjectieven krijgen het woord voor ‘meer’ in het Egyptisch achter het adjectief te staan. Wanneer de overtreffende trap gevormd wordt, wordt het lidwoord aan de comparatief geplakt. Werkwoorden Het systeem van werkwoorden is nog iets gecompliceerder. In het werkwoord, is naast geslacht en aantal ook de persoon besloten. Het Egyptisch Arabisch is namelijk een pro-drop taal, wat betekent dat de persoon besloten is in het werkwoord en zelfs het object kan hierin besloten worden. Wanneer het onderwerp toch genoemd wordt, dan wordt er nadruk gelegd op de persoon, als in: "Hij, hij werkt in de fabriek". Het Egyptisch kent geen infinitief. Er kan wel aan het werkwoord gehoord worden in welke tijd de zin staat. In tabel 2 staat hoe de verschillende vormen gevormd worden. De tijden in het Arabisch kunnen dus niet gezien worden als tijden alleen, maar meer als aspecten, omdat er ook gekeken wordt naar continuïteit en gewoonte.
Persoonlijke voornaamwoorden De persoonlijke voornaamwoorden worden gekozen op basis van persoon, getal en bij de 2e en 3e persoon enkelvoud ook op basis van geslacht. Relatieve voornaamwoorden In het Egyptisch is er één relatief voornaamwoord /ˀilli/ hiermee wordt een relatieve zin geïntroduceerd. In het Nederlands vergelijkbaar met ‘wie, wat, welke, dat, die’. Er zijn in het Egyptisch 3 aanwijzende voornaamwoorden, een voor het mannelijk, een voor het vrouwelijk en een voor het meervoud. |