Mogelijke vragen aan ouders/tolk
Bij het onderscheiden van de mogelijke oorzaak van fouten in het Nederlands, is onderstaande vragenlijst per taalgebied (fonologie, morfologie, syntaxis en pragmatiek) opgesteld. Voorzichtigheid bij de analyse aan de hand van deze vragenlijst is geboden; de vragen vormen slechts een leidraad om NT2-fouten globaal van TOS-fouten te onderscheiden. De verkregen informatie dient als eerste indicatie voor de aanwezigheid van een taalontwikkelingsstoornis. De vragen kunnen gesteld worden aan ouders/tolken om te achterhalen of het kind bepaalde TOS-kenmerken vertoont.
Deze vragenlijst kan een beeld schetsen van eventuele TOS-kenmerken die het kind in de moedertaal laat zien: Fonologie - Heeft het kind moeite met het produceren van bepaalde klanken in het Deens, terwijl leeftijdsgenootjes deze klanken zonder moeite kunnen produceren? Morfologie - Heeft het kind meer moeite met de vervoeging van werkwoorden in de verleden tijd in het Deens, in vergelijk met leeftijdsgenootjes? Syntaxis - Wanneer ging het kind twee woordjes combineren in zinnen? De universele mijlpalen in de taalontwikkeling kunnen worden aangehouden als leidraad. Zie hiervoor dit schema. - Laat het kind verplichte woorden in een zin weg? Pragmatiek - Maakt het kind weinig oogcontact, is het verminderd wederkerig en heeft het zwakke communicatieve vaardigheden in de moedertaal? Wanneer er vaak ‘ja’ wordt geantwoord op bovenstaande vragen, is er mogelijk sprake van een TOS. Hierbij kunnen een universele mijlpalen in taalverwerving worden aangehouden als leidraad, zie het schema. Om een TOS in de T1 vast te stellen is het nuttig om van iedere werkwoordsoort een aantal verledentijdsvormen te ontlokken bij het kind. Omdat dit vaak fout gaat bij Deense kinderen met een TOS is het raadzaam om te onderzoeken of een dergelijke test gemiddelde of benedengemiddelde resultaten oplevert. Meer informatie over werkwoordsoorten is te vinden in paragraaf 2. Een lijst met werkwoorden kan gemaakt worden door een selectie te maken uit een woordenlijst uit een artikel van Slott et al. (2008): arbejde [work], klatre [climb], bare [carry], made [feed], danse [dance], lege [play], plaske [splash], drikke [drink], lytte [listen], ride [ride], lase [read], halde [pour], lobe [run], snakke [talk], spille [play], svomme [swim], synge [sing], trakke [pull], gynge [swing], rutche [slide], tanke [think], grade [cry], dele [share], satte [sit], blive [stay], fange [catch], tage [take], falde [fall], gemme [hide], abne [open], finde [find], give [give], slutte [finish], hente [get], standse [stop], spilde [spill], kobe [buy], tabe [drop], lukke [close], vise [show], vagne [wake], smide [dump], valte [topple], holde [hold], vente [wait], onske [wish], se [look], elske [love], sta [stand], sidde [sit], have [have], lide [like]. In samenwerking met de ouders of een tolk kan een schema worden gemaakt van de indeling in de drie groepen. Het ontlokken kan heel gemakkelijk, door de ouders telkens een paar zinnen te laten zeggen waarna het kind de laatste zin moet aanvullen. Bijvoorbeeld: “Lars kan heel goed werken. Lars werkt in de winkel. Gisteren deed hij dat ook al. Wat deed hij gisteren dan? Hij ....”. Als indicatie kunnen de uitkomsten worden vergeleken met de correctscores die worden genoemd in de onderzoeken op pagina TOS in het Deens. |