Fonologie
Klinkers
In het Tsjechisch komen tien klinkers voor: 5 lange klinkers en 5 korte. Het verschil in klinkerduur is in deze taal erg belangrijk voor het toekennen van een betekenis aan een woord. Klinkers worden dan ook niet gereduceerd, genasaliseerd en ondergaan geen assimilatie; verschijnselen die in het Nederlands wel voorkomen (Dankovičová, 1999). De lange klinkers in het Tsjechisch zijn: /i:/ geschreven als í en ý (voor-vocaal) /u:/ geschreven als ú en ů (voor-vocaal) /Ɛ:/ geschreven als é (midden-vocaal) /a:/ geschreven als á (achter-vocaal) /o:/ geschreven als ó (midden-vocaal) De korte klinkers in het Tsjechisch zijn: /I/ geschreven als i en y (voor-vocaal) /u/ geschreven als u (voor-vocaal) /Ɛ/ geschreven als e en ě (midden-vocaal) /a/ geschreven als a (achter-vocaal) /o/ geschreven als o (midden-vocaal) Figuur 2: De klinkers in het Tsjechisch (Bron: Dankovičová (1999))
De fonemen /o/ en /o:/ in het Tsjechisch worden soms ook genoteerd als /ɔ/ en /ɔː/ bij dialecten waarin de klanken meer open worden uitgesproken, zoals in het Centraal Boheems en het Praags.
- de stomme –e /ə/ als in het Nederlandse lidwoord ‘de’ - de /ʏ/ als in het Nederlandse woord ‘hut’ Medeklinkers Een algemeen kenmerk van Slavische talen is de grote hoeveelheid aan medeklinkers en sisklanken als s, sj, z en zj. Zo ook van het Tsjechisch. Hieronder staan de medeklinkers in het Tsjechisch en in het Nederlands weergegeven. Figuur 3: Medeklinkers in het Tsjechisch en hun kenmerken (Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/Czech_phonology)
Figuur 4: Medeklinkers in het Nederlands en hun kenmerken (Bron: http://en.wikipedia.org/wiki/Dutch_language)
In het Tsjechisch wordt net als in het Nederlands onderscheid gemaakt tussen stemhebbende en stemloze consonanten. In het Tsjechisch is hier echter nog iets bijzonders mee aan de hand: assimilatie van consonanten. Assimilatie van stemhebbendheid is een belangrijk kenmerk van het Tsjechisch. Stemhebbende consonanten worden in de ene situatie namelijk stemhebbend uitgesproken, en in de andere situatie stemloos: In medeklinkerclusters worden alle obstruenten oftewel stemhebbend of stemloos gerealiseerd, afhankelijk van regressieve assimilatie bij de laatste consonant binnen die cluster. In het Nederlands hebben we zowel regressieve als progressieve assimilatie, waarbij een klank juist kenmerken overneemt van de voorafgaande klank. Daarnaast worden stemhebbende obstruenten aan het einde van een woord stemloos (Dankovičová, 1999). Deze vorm van final devoicing kennen wij ook in het Nederlands: een /d/ aan het einde van een woord wordt bijvoorbeeld uitgesproken als een /t/. Uit een vergelijking tussen beide talen kan het volgende worden geconcludeerd:
Diftongen
In het Tsjechisch komen drie diftongen (tweeklanken) voor: /au̯/ geschreven als au (bijna alleen in leenwoorden) /eu̯/ geschreven als eu (alleen in leenwoorden) /ou̯/ geschreven als ou De klinkergroepen ia, ie, ii, io en iu die in leenwoorden voorkomen, zien de Tsjechen niet als diftongen. Ze spreken deze klinkers uit met een /j/ tussen de twee klanken [Ija, IjƐ, IjI, Ijo, Iju]. Prosodie Het Tsjechisch heeft een vast woordaccent: de klemtoon ligt, in tegenstelling tot het Nederlands, altijd op de eerste lettergreep. Aan de hand van deze woordklemtoon kan men horen waar de grenzen tussen woorden liggen. Verder heeft het Tsjechisch dezelfde intonatiepatronen als het Nederlands. Syllaben De structuur van lettergrepen in het Tsjechisch is als volgt: (C)(C)(C)(C)V(C)(C)(C). Dit betekent dat er minstens één klinker in een lettergreep moet zitten en dat daaromheen verschillende medeklinkers geclusterd kunnen zijn. Deze lijkt erg op die van het Nederlands: (C)(C)(C)V(C)(C)(C)(C). |