Fonologie
Door het verschil in modaliteit is het onmogelijk om fonologische transfer vanuit NGT naar het Nederlands te laten plaatsvinden. Voor de hele tekst is het echter handig om onderstaande uitleg wel te lezen, daarnaast geeft het een vollediger beeld van beschikbare informatie over NGT.
Zoals woorden bestaan uit klanken, bestaan ook gebaren uit basiselementen. Kort gezegd betekent dit dat een gebaar niet gemaakt kan worden als één van deze elementen ontbreekt. Als een element ontbreekt of verkeerd wordt toegepast, is het gebaar een taalfout. De basiselementen van gebaren zijn de volgende (van der Kooij & Crasborn 2008): 1. Handvorm 2. Locatie 3. Beweging 4. Oriëntatie 5. Non-manuele markeerder De handvorm, locatie en beweging worden de fonemen van een gebaar genoemd. Sommige academici zien de oriëntatie van een gebaar en de non-manuele markeerder ook als fonemen (Brentari, 2002). Handvorm De handvorm van een gebaar bepaalt een aantal aspecten: welke vingers spelen een rol? Zijn die vingers gebogen, gesloten, gestrekt? Als ze zijn gebogen, zijn ze dat helemaal of alleen het topje? Maken sommige vingers contact met elkaar of met de handpalm? Binnen NGT wordt onderscheid gemaakt tussen gemarkeerde en ongemarkeerde handgebaren. Vier handgebaren zij geclassificeerd als ongemarkeerd (zie 3. Taalverwerving). Afbeelding 1: vier handgebaren die binnen NGT geclassificeerd zijn als ongemarkeerd. (© Nederlands Gebarencentrum) Binnen NGT spreekt men ook over minimale paren. Een voorbeeld hiervan is gegeven in de afbeelding hieronder met de gebaren Ook en Broer. Deze gebaren hebben dezelfde locatie, beweging en oriëntatie maar verschillen in handvorm. Hierdoor krijgt het gebaar een andere betekenis.
Afbeelding 2: OOK ; afbeelding 3: BROER (© Nederlands Gebarencentrum) Locatie
De plaats waar een gebaar gemaakt wordt, kan ook betekenisonderscheidend zijn. Grofweg kunnen locaties van gebaren in vier groepen worden ingedeeld: op en rond het hoofd, op het bovenlichaam, in de neutrale ruimte (de ruimte vóór de gebaarder ter hoogte van het het torso) en op de niet-dominante hand. Soms is er sprake van meerdere locaties, omdat de beweging in het gebaar ervoor zorgt dat de hand(en) zich verplaatst (verplaatsen). Het is gebleken dat deze locaties zich dan wel (vrijwel) altijd binnen dezelfde locatiegroep bevinden (van der Kooij 2002). Beweging Als de beweging in het gebaar inderdaad zorgt voor verplaatsing, wordt dit een padbeweging genoemd (van der Kooij & Crasborn 2008). Een voorbeeld van een gebaar met padbeweging is het gebaar hieronder: Afbeelding 4: MEE (© Nederlands Gebarencentrum) In het gebaar MEE beweegt de hand zich, binnen de neutrale ruimte, van de zijkant naar binnen toe.
Soms beweegt niet de hele hand, maar alleen de vingers of de pols. Dit zijn handinterne bewegingen of oriëntatieveranderingen (zie ook hieronder 'oriëntatie'). In het gebaar MAN is sprake van een handinterne beweging, de hand is eerst open maar eindigt gesloten: Afbeelding 5: MAN (© Nederlands Gebarencentrum) Tot slot zijn er ook combinaties van deze bewegingen mogelijk: een gebaar kan bijvoorbeeld een padbeweging en handinterne beweging bevatten.
Oriëntatie De handen hebben tijdens het gebaren een bepaalde stand en hebben hierdoor een bepaalde positie ten opzichte van de ruimte en van elkaar. De vingers kunnen bijvoorbeeld recht naar voren wijzen, recht naar boven, schuin naar onder, enzovoort. De handpalmen kunnen naar de gebaarder toe gedraaid zijn, kunnen naar elkaar wijzen, naar boven, enzovoort. Samen heten deze onderdelen de vinger- en palmoriëntatie. In de gebaren OOK en BROER (afbeeldingen 2 en 3) wijzen de geselecteerde vingers schuin naar boven en wijzen de handpalmen schuin naar beneden. Non-manueel deel Met een non-manueel deel wordt een betekenisvol element bedoeld dat niet met de handen wordt gearticuleerd. Op fonologisch niveau wordt hier meestal het mondbeeld en soms de mimiek mee bedoeld. In NGT gaan gebaren vrijwel altijd gepaard met een bepaald mondbeeld, namelijk een gesproken component of een orale component. De eerstgenoemde houdt een articulatie in van een (deel van een) Nederlands woord, het tweede een soort geluidje of mondbeweging dat niet gerelateerd is aan een Nederlands woord (Schermer 1990). Het non-manueel deel is in sommige gevallen betekenisonderscheidend. Het verandert een zin van bericht naar vraagzin, het houdt minimale paren uit elkaar. Slotopmerkingen fonologie Ook in gebarentalen zijn er fonologische beperkingen: sommige handvormen zijn minder makkelijk te maken dan andere handvormen en kunnen daardoor ongebruikt blijven. Ook zijn er soms culturele beperkingen: de uitgestoken middelvinger is geen frequente handvorm in de onderzochte gebarentalen. Verder zijn niet alle combinaties van bewegingen mogelijk, en dat geldt ook voor oriëntaties en locaties. Dit lijstje is uiteraard niet uitputtend, maar geeft hopelijk enigszins een beeld. |