Fonologie
De klankinventaris van het Ests ziet er als volgt uit:
Medeklinkers: Stemhebbende klanken staan aan de rechterkant van een cel in de tabel, stemloze klanken aan de linkerkant.
Klinkers: Aan de linkerkant staat de letter die in het Ests gebruikt wordt voor die klank. Aan de rechterkant staat tussen vierkante haakjes het bijbehorende IPA-symbool.
Naast bovenstaande klinkers komen er ook diftongen voor. Verder wordt er een verschil gemaakt tussen korte en lange klinkers. In tegenstelling tot het Nederlands, waar dit verschil meestal gemaakt door het aantal medeklinkers die volgen op de klinker aan te passen: één medeklinker bij een lange klinker (1) en twee medeklinkers bij een korte klinker (2), wordt in het Ests het verschil gemaakt door het aantal klinkers te veranderen: één klinker voor een korte klinker en twee klinkers voor een lange klinker (3 en 4). (1) ko-pen (2) mo-ppen (3) kala (4) kaalu kopen-MV mop-MV vis.NOM.EV gewicht.NOM.EV ‘kopen’ ‘moppen’ ‘vis’ ‘gewicht’ De klinkers en medeklinkers kunnen in het Ests drie verschillende lengtes aannemen: kort, lang en extra lang. Een voorbeeld waarbij dit betekenis onderscheidend is, is: koli‘rommel’ (met een korte o), kooli ‘van school’ (met een lange o), kooli ‘naar school’ (met een extra lange o, al wordt het op dezelfde manier gespeld als de normale lange o). Klemtoon In het Ests ligt de klemtoon meestal op de eerste lettergreep van een woord. Uitzonderingen hierop zijn: 1) vele leenwoorden; 2) sommige samengestelde woorden, waarbij de klemtoon op de eerste lettergreep van het tweede deel van het woord komt. Bijvoorbeeld: maaílmatu ‘erg groot’, waarbij de ‘ de primaire klemtoon aangeeft; 3) een paar woorden die eindigen op –nna, zoals sõbranna ‘meisje’. In het Ests kan de zwaarte van de klemtoon betekenis onderscheidend zijn. Een zware lettergreep wordt met meer nadruk uitgesproken, heeft een vallende toon en heeft een langere duur dan een lichte lettergreep. Een voorbeeld tussen een lichte en zware lettergreep waarbij het betekenis onderscheidend is, is: luua ‘bezem’ tegenover `luua ‘maken’. Een voorbeeld waarbij het de naamval aanduidt, is: laia ‘brood’ (genitief) tegenover `laia ‘brood’ (partitief). |