Bangla Het Bangla wordt gesproken in het oosten van India.
KlankenHet Bangla heeft in totaal 7 klinkers en 30 medeklinkers. Ook een opvallend kenmerk aan deze taal is dat het in totaal 16 tweeklanken heeft. In deze taal kunnen medeklinkercluster aan het begin, in het midden en aan het einde van een woord voorkomen.
Onbekende klanken in het Nederlands Het Bangla kent zo genoemde ‘retroflex klanken’. Dit zijn klanken die met een omgekrulde tong, die tegen het gehemelte is aangeduwd, worden uitgesproken. Verder kent het Bangla geaspireerde klanken. Dit zijn klanken waarbij de stembanden van tevoren even gesloten zijn, waardoor er een extra luchtstroom mee komt.
Klemtoon In het Bangla ligt de klemtoon altijd op de eerste lettergreep. De volgende klemtonen liggen op de oneven lettergrepen.
Voor meer informatie over het klanksysteem van het Bangla verwijzen wij je naar de eigen pagina van de taal. Deze is te vinden onder het kopje “Overzicht talen”.
GrammaticaHet Bangla is een taal die erg veel vervoegingen en verbuigingen kent. Dit wordt gedaan aan de hand van het toevoegen van voor- en achtervoegsels aan de stam van het woord. Een werkwoordstam kan wel 50 verschillende vormen aannemen.
Werkwoorden De werkwoorden kunnen een vervoegde en niet-vervoegde vorm hebben. Wanneer het niet-vervoegd is de stam van het werkwoord. Wanneer het vervoegd wordt, komt er een achtervoegsel bij. Dit achtervoegsel geeft aan over welke persoon het gaat, welke tijd, welk aspect en welke status het werkwoord heeft. Deze taal kent drie verschillende tijden: verleden, heden en toekomst. Wanneer de tegenwoordige tijd wordt bedoeld, wordt er geen achtervoegsel gegeven en is het dus enkel de stam van het werkwoord. Bij de verleden tijd bevat de stam een progressief- , verledentijds,- en persoonsachtervoegsel. Op werkwoorden worden 1e, 2een 3epersoon aangegeven. Het aspect kan simpel, perfect of progressief zijn. Status kan intiem, vertrouwd of formeel zijn.
Zelfstandige naamwoorden Zelfstanidge naamwoorden en voornaamwoorden worden vervoegd met naamvallen. Het Bangla kent vier verschillende naamvallen: Nominatief (zelfstandig naamwoorden) Objectief (Lijdend voorwerp) Genitief (Bezittelijk) Locatief (Locatie) Veel woorden in het Bangla zijn een samenstelling tussen verschillende woordstammen. De lidwoorden komen in het Bangla na het zelfstandig naamwoord.
Zinsbouw In het Bangla is de meest voorkomende zinsvolgorde anders dan die van het Nederlands. In het Bangla wordt de volgorde Onderwerp-Lijdend voorwerp-Werkwoord aangehouden. Echter, de zinsvolgorde in het Bangla is vrij, dus kunnen verschillende volgordes gewoon door elkaar gebruikt worden. Omdat de werkwoorden een achtervoegsel krijgen voor persoon, kan het persoonlijk voornaamwoord in een zin worden weggelaten.
Vraagzinnen Bij ja/nee vragen verandert de toon van de laatste lettergreep van de zin. Bij Open vragen, wordt er een vraagwoord in de zin geplaatst. Dit is altijd op de tweede positie in de zin.
Taalverwerving bij kinderenEen echt overzicht van de taalverwerving is voor het Bangla niet gevonden. Wel zijn er twee studies gedaan naar de werkwoordgrammatica in het Bangla. Een onderzoek van Chakraborty en Leonard (2012) naar de werkwoordsvervoegingen van 19 kinderen met een normale taalontwikkeling van 1;6 tot 4;0 jaar laat zien dat bijna alle kinderen het werkwoord correct kunnen vervoegen naar tijd (tegenwoordig - en verleden tijd). Het vervoegen voor persoon deden slechts een paar kinderen maar correct. Een onderzoek van Sultana, Stokes, Klee en Fletcher (2016) hebben onderzoek gedaan naar werkwoordsvervoegingen in het Bangla bij kinderen met een normale taalontwikkeling van 2;0 tot 4;0 jaar. Uit het onderzoek bleek dat 88% van de kinderen de productie van de onvoltooid verleden tijd verworven had, 67% de productie van de tegenwoordige tijd verworven had en dat 44% de productie van de verleden tijd verworven had. Hiermee komt de verwerving van tijdsvervoegingen overeen met andere talen met veel voor- en achtervoegsels.
Taalstoornis of niet?Er zijn geen onderzoeken gevonden die een TOS in het Bangla beschrijft. Wel is er een vragenlijst opgesteld, die een indruk kunnen geven of er sprake is van een TOS of slechts een taalachterstand. Echter, deze vragen zijn slechts een indicatie en er kan niet met zekerheid gezegd worden of het kind een TOS heeft. Een aantal vragen kunnen zijn:
Heeft het kind moeite met het produceren van bepaalde klanken in het Bangla, terwijl dat voor leeftijdsgenoten geen probleem is?
Heeft het kind problemen met het correct kunnen vervoegen van werkwoorden in het Bangla?
Als het kind langdurig fouten blijft maken bij werkwoordsvervoegingen of in het toekennen van naamvallen, kan het duiden op een TOS.
Het Bangla wijkt in verschillende opzichten af van het Nederlands. Hierdoor kunnen, als gevolg van het overnemen van deze kenmerken uit de moedertaal, problemen ontstaan in de Nederlandse taal. Dit zijn zo genoemde ‘transferfouten’. Deze fouten hoeven dus niet per se te duiden op een TOS. Enkele voorbeelden van transferfouten kunnen zijn:
Kinderen kunnen moeite hebben bij het uitspreken van de /z/. Deze klank bestaat wel in het Bangla, maar wordt door veel sprekers vervangen door de /dʒ/.
Ook kan het afwijkende klemtoonpatroon voor problemen zorgen.
De intonatie van gesloten vraagzinnen in het Bangla is een dalende toon, terwijl dit in het Nederlands juist een stijgende toon is.
Het Bangla kent geen onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke woorden, wat in het Nederlands mogelijk voor problemen kan zorgen.
Lidwoorden worden in het Bangla achter het zelfstandig naamwoord geplaatst, terwijl dat in het Nederlands voor het zelfstandig naamwoord wordt geplaatst.
Voor uitgebreidere informatie over het Bangla verwijzen wij je naar de eigen pagina van de taal. Deze is te vinden onder het kopje “Overzicht talen”. Ook is hier de bronnenlijst te vinden.